V2 - maandag 22/dinsdag 23 februari

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Heute
- Grammatik Wiederholung Kapitel 5
- Prüfung
- Hausaufgaben 

Slide 2 - Tekstslide

Vervang het zelfstandig naamwoord door een persoonlijk voornaamwoord:
der Mann ist groß - ____ ist groß

Slide 3 - Open vraag

Roosendaal ist ____ (een) Stadt (v).

Slide 4 - Open vraag

De uitgang van ein- en kein-
Begrippen die je moet kennen:

- Persoonlijk voornaamwoorden
- Bepaalde lidwoorden
- Onbepaalde lidwoorden
het onbepaalde lidwoord

Slide 5 - Tekstslide

Bepaalde lidwoorden (de/het)
Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord.

- Mannelijk = der
- Vrouwelijk = die
- Onzijdig  = das
- Meervoud = die


Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoorden
ich = ik
du = jij
er/sie/es/man = hij/zij/het/men

wir = wij
ihr = jullie
sie/Sie = zij / u
de man - hij
der Mann - er

de vrouw - zij
die Frau - sie

het kind - het
das Kind - es

de mensen - zij
die Leute - sie

Slide 7 - Tekstslide

Onbepaalde lidwoorden (een)
Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord.

- Mannelijk = ein
- Vrouwelijk = eine
- Onzijdig  = ein
- Meervoud = keine


het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- krijgen de uitgang -e wanneer: het zelfstandig naamwoord wat achter ein- of kein- komt, vrouwelijk of meervoud is.

Slide 8 - Tekstslide

persoonlijk voornaamwoord
bepaald lidwoord
onbepaald lidwoord
(de/het)
(een)
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
er
sie
sie
es
der  Mann
die Frau
das Kind
die Leute
ein  Mann
eine Frau
ein Kind
keine Leute

Slide 9 - Tekstslide

das Possesivpronomen 
het bezittelijk voornaamwoord
ons, onze = 
jullie = 
hun = 
uw = 
unser-
euer- / eure
ihr-
Ihr- 
mijn = 
jouw, je= 
zijn  = 
haar = 
mein-
dein- 
sein-
ihr-
de bezittelijk voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgang als het onbepaalde lidwoord:
+ e bij vrouwelijke en meervoud zelfstandige naamwoorden. 

Let op: de schrijfwijze van euer (m+o) / eure (v+mv)

Slide 10 - Tekstslide

Wiederholung 5
Via het digitaal lesmateriaal 

Aufgaben 1 tm 9

Slide 11 - Tekstslide

Prüfung
Hoofdstuk 5 + 6

- Lernliste NL/D
- Sprachmittel NL/D
- Grammatica 

Slide 12 - Tekstslide

Hausaufgaben
Für Mittwoch:

Machen: Wiederholung 5
Lernen: Kapitel 5 + Kapitel 6

Slide 13 - Tekstslide