Laatste les voor het examen

Laatste les voor het eindexamen!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Laatste les voor het eindexamen!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel tijd heb je standaard voor het examen Nederlands?
(zonder extra tijd)
A
60 minuten
B
90 minuten
C
120 minuten
D
150 minuten

Slide 3 - Quizvraag

Wat neem je mee naar je examen Nederlands?
A
pen en woordenboek
B
pen, potlood en tipp-ex
C
pen en markeerstift
D
pen, markeerstift en woordenboek

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 5 - Quizvraag

Tekstdoel?
A
informatie geven
B
mening geven / overtuigen
C
overhalen
D
vermaken

Slide 6 - Quizvraag

Welke van onderstaande opties is geen aanleiding?
A
Donald Trump verhoogt opnieuw de importheffingen voor China
B
Een psycholoog vertelt over zijn onderzoek naar examenstress bij leerlingen op middelbare scholen
C
Een enorme hoosbui heeft gisteren voor een overstroming gezorgd
D
Onderzoek heeft uitgewezen, dat 98% van de leerlingen zin heeft in de meivakantie

Slide 7 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de juiste vakken.
tekstdoel
tekstvorm
amuseren
gedicht
overtuigen
nieuwsbericht
ingezonden brief
aansporen
reclame
informeren

Slide 8 - Sleepvraag

Welk type woorden moet je zeker leren?
A
werkwoorden
B
signaalwoorden
C
voegwoorden
D
verwijswoorden

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord van een redengevend verband?
A
want
B
echter
C
daarentegen
D
bovendien

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord van een voorwaardelijk verband?
A
als
B
echter
C
daarentegen
D
bovendien

Slide 11 - Quizvraag

Wat is geen signaalwoord van een opsommend verband?
A
bovendien
B
daarnaast
C
al met al
D
niet alleen... maar ook

Slide 12 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?
A
het onderwerp van de tekst
B
een samenvatting van de tekst in één zin
C
het antwoord op de vraag: 'Waar gaat de tekst over?'
D
de belangrijkste functie van de inleiding

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een juiste manier om een zin te citeren?
A
Bij veel open ... citeren (r. 8-9)
B
Bij veel open... (r. 8-9)
C
"Bij veel open vragen moet je een zin citeren (r.8-9)."
D
"Bij veel... zin citeren." (r.8-9)

Slide 14 - Quizvraag

Als je moet citeren, dan...
A
is dit altijd een hele zin
B
is dit een zin of een zinsgedeelte
C
is dit een zin, zinsgedeelte of woordgroep
D
is dit een zin, zinsgedeelte, woordgroep of woord

Slide 15 - Quizvraag

Welke teksten moet je met je examen kunnen schrijven?
A
brief, e-mail, advertentie
B
brief, e-mail, artikel
C
brief, verhaal, e-mail
D
brief, verhaal, artikel

Slide 16 - Quizvraag

Uit hoeveel alinea's moet je schrijfopdracht altijd bestaan?
A
1
B
2
C
minimaal 3
D
maximaal 3

Slide 17 - Quizvraag

Hoeveel witregels gebruik je na de aanhef?


A
geen
B
een
C
twee
D
dat mag je zelf weten, gewoon wat mooi is

Slide 18 - Quizvraag

Welke plaats-/datumnotering (brief) is juist?
A
14-04-2025, Epe
B
Epe, 14-04-2025
C
14 april 2025, Epe
D
Epe, 14 april 2025

Slide 19 - Quizvraag

Welke informatie wordt vaak geschreven in de inleiding van een brief of e-mail?

A
Je stelt je zelf voor.
B
Je stelt jezelf voor en vertelt de reden waarom je je brief schrijft.
C
Je schrijft de reden van je brief.
D
Je trekt de aandacht met een vraag of anekdote

Slide 20 - Quizvraag

Welke zin is juist?

A
Ik wil graag met u afspreken op 15 mei 2025 om 15.00 uur.
B
Ik wil graag met u afspreken op 15-05-25 om 15:00
C
Ik wil graag met u afspreken op 15-05-25 om drie uur.
D
Ik wil graag met u afspreken op 15 mei om drie uur

Slide 21 - Quizvraag

Bij welke schrijfopdrachten onderteken je ALTIJD met 'Met vriendelijke groeten, (witregel) voornaam + achternaam?
A
artikel en brief
B
artikel, brief en e-mail
C
brief en e-mail
D
artikel en e-mail

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Ik ... jou aardig.
Wat is er ...?
Er ... hier van alles!
Piet ... mij vervelend.
gebeurd
gebeurt
vindt
vind

Slide 24 - Sleepvraag

Er word vertelt, dat de leerlingen uit 4 mavo de examen geweldig zullen doen. Dat vindt jij vast fijn, om te horen.

A
Deze zinnen bevatten één spellingsfout=-1
B
Deze zinnen bevatten twee spellingsfouten= -1
C
Deze zinnen bevatten meerdere fouten=-4
D
Deze zinnen bevatten een spellings- en formuleringsfout=-2

Slide 25 - Quizvraag

Welke vorm van "zullen" gebruik je als je iets beleefd wilt vragen?
A
zal/zullen
B
zou/zouden
C
zult/zulten
D
zuld/zulden

Slide 26 - Quizvraag

Persoonlijk versus bezittelijk:
Persoonlijk vnw.
Bezittelijk vnw.
me
mijn
jou
jouw
u
uw
zij
hun

Slide 27 - Tekstslide

Dat is ... tas.
Hij houdt van ... .
Is dat ... fiets?
Hij ziet ... niet staan.
me
mijn
jou
jouw

Slide 28 - Sleepvraag

Waarom is "De reden dat ik dit artikel schrijf, is omdat....." niet juist?

Slide 29 - Open vraag

Waarom is "Graag ontvang ik een reactie terug." niet juist?

Slide 30 - Open vraag

Waarom is "Graag hoop ik op een snelle reactie." niet juist?

Slide 31 - Open vraag

Hoe ga je je voorbereiden op het examen Nederlands?

Slide 32 - Open vraag

Dat was het...
Een fijne vakantie toegewenst en veel succes met het oefenen voor je examens!

Na de meivakantie komen er nog een paar oefenmomenten, zie je Magistermail!

Slide 33 - Tekstslide