Als een werkwoord in de voltooide tijd staat, wil dat zeggen dat de activiteit die het werkwoord uitdrukt vaak al afgelopen is.
• Ik heb een goed boek gelezen.
• Ze heeft de hele nacht gewerkt.
Slide 3 - Tekstslide
Hulpwerkwoord voltooide tijd
• Ik heb een goed boek gelezen.
• Ze heeft de hele nacht gewerkt.
Slide 4 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
• Ik heb een goed boek gelezen.
• Ze heeft de hele nacht gewerkt.
Slide 5 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord kan soms ook gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord. Een gesloten deur.
Slide 6 - Tekstslide
Het voltooid deelwoord
Slide 7 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
1. Kijk naar de stam van het werkwoord (-en)
2. Zit de laatste letter in 't Kofschip --> T - K - F - S - CH- P
+ t
3. Zit de laatste letter niet in 't Kofschip?
+ d
Slide 8 - Tekstslide
gebeuren
wennen
maken
Slide 9 - Tekstslide
Samenvattend
In de voltooide tijd staat altijd een voltooid deelwoord: een werkwoordsvorm als gelezen of gewerkt. Doorgaans staat er ook een hulpwerkwoord bij: een vervoegde vorm van hebben of zijn.