Engels Vacation corona les 1.1

• Engels
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

vacation

Instructie

In deze les ga je op reis. Je komt verschillende situaties tegen die je tegen kunt komen wanneer je op vakantie gaat. Bij deze les hoort een woordenlijst, deze krijg je van de docent.

Veel Succes :) 

Waar denk je aan bij ' Vacation'? Probeer zoveel mogelijk in het Engels te antwoorden.

What type of transport do you see here?

What type of transport do you see here?

At the airport

Wanneer je met het vliegtuig op vakantie gaat moet je inchecken en door de douane. Vragen die op het vliegveld aan je gesteld kunnen worden zijn bijvoorbeeld:

- Mag ik uw paspoort?

- Heeft u zelf uw koffer ingepakt?

- Mag ik uw ticket?

Next question

De volgende vraag is een sleepvraag. Sleep de juiste vertaling naar het juiste vakje.

Did you pack your own bags?

Can I have your ticket please?

Can I have your passport please?

Mag ik uw paspoort?

Heeft u uw eigen koffer(s) ingepakt?

Mag ik uw ticket?

Welke zin is juist wanneer iemand naar je paspoort vraagt?

1. Passport give me please.
2. Can I have your passport please?
3. Give passport to me.
4. Take me passport.

Vocabulary - Woordenschat

De volgende vragen gaan over woorden van de woordenlijst. Kies het passende woord uit de woordenlijst, dat op de lege plek in de zin past.

Can I have your ............. please?

1. subway
2. transportation
3. passport
4. destination

My ........... is Paris.

1. boat
2. destination
3. sunscreen
4. camera

I came here by ...........

1. umbrella
2. zoo
3. sightseeing
4. coach

Sentences - Zinnen

Voor de volgende vragen kies je de juiste vertaling bij de zin. Dit kunnen zinnen in het Engels zijn waar je de Nederlandse vertaling bij zoekt en het kunnen zinnen in het Nederlands zijn waar je de Engelse vertaling bij zoekt. 

We hebben veel bezienswaardigheden bekeken.

1. We did a lot of sightseeing.
2. Can I have your passport please?
3. I came here by boat.
4. Don't forget to put on sunscreen.

Kijk even op de kaart.

1. Will you send me a postcard?
2. Did you pack your own bags?
3. Take a look at the map.
4. We did a lot of sightseeing.

I need to go to the restroom.

1. Hoe was je vlucht?
2. Ik moet naar het toilet.
3. Stuur je mij een ansichtkaart?
4. Heb je zelf de tassen ingepakt?

I am celebrating my holidays at the coast.

1. Ik moet naar het toilet.
2. Mag ik je paspoort?
3. Hoe was je vlucht?
4. Ik vier mijn vakantie aan de kust.

Now it's your turn - Nu Jij!

Je hebt nu geoefend met de verschillende woorden en zinnen uit de woordenlijst met meerkeuzevragen. Nu ga je zelf aan de slag! Bij de volgende opdrachten wordt steeds een zin of woord gegeven. Typ de juiste vertaling in het antwoordvak.

Succes! :)  

Ik moet naar het toilet.

Eiland

Ferry

My destination is Paris.

The final step

Bijna klaar!

De laatste vragen gaan over wat jij vond van deze opdracht.

Wat vond je van deze les/opdracht en waarom? (Leuk, niet leuk, saai, interessant etc.)

Ik vond deze les:

1. Moeilijk
2. Makkelijk
3. Precies goed

Well done!!!

Goed gedaan! Dit is het einde van deze les. De docent vertelt je wat je nu kunt doen.