werkwoorden zitten, zwemmen. liggen, drinken, eten

. liggen, drinken, eten
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

. liggen, drinken, eten

Slide 1 - Tekstslide

Welk werkwoord is dit?
A
liggen
B
zwemmen
C
zitten
D
drinken

Slide 2 - Quizvraag

Welke 2 werkwoorden zijn dit?
A
zitten en liggen
B
liggen en drinken
C
zwemmen en eten
D
zitten en eten

Slide 3 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
ik zwemmen
B
ik zwem
C
ik zwemt
D
ik zwemm

Slide 4 - Quizvraag

Liggen

ik lig
hij/zij/jij ligt
wij liggen
jullie liggen
zij liggen (meervoud) 
Zitten

ik zit
hij/zij/jij zit
wij zitten
jullie zitten
zij zitten (meervoud)
Zwemmen

ik zwem
hij/zij/jij zwemt
wij zwemmen
jullie zwemmen
zij zwemmen (meervoud)

Slide 5 - Tekstslide

Drinken

Ik drink
Hij/zij/jij drinkt
wij drinken
jullie drinken
zij drinken (meervoud) 
Eten

Ik weet
hij/zij/jij eet
wij eten
jullie eten
zij eten (meervoud) 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het goede antwoord?
A
hij eten
B
ik eet
C
hij eett
D
ik et

Slide 7 - Quizvraag

Maak een zin
met "drinken"

Slide 8 - Woordweb

Maak een zin met
"zitten"

Slide 9 - Woordweb

Wat is het goede antwoord?
A
ik zwemm
B
wij zwemmen
C
jullie zwemt
D
jullie zwemen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het goede antwoord?
A
zij zwemmt
B
zij zwemen (meervoud)
C
zij zwemmen (meervoud)
D
zij zwem

Slide 11 - Quizvraag

Maak het papier
Ben je klaar?
Maak opdrachten in classroom

Slide 12 - Tekstslide