Deviant Via Vooraf thema 3 hoofdstuk 1: moeilijke woorden

NED Thema 3 
Herhaling 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

NED Thema 3 
Herhaling 

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Ik weet 15 moeilijke woorden rondom het thema 'natuur'
Ik weet de vaste indeling van een persoonlijke brief. 
Ik weet wat gesloten en open vragen zijn en kan een voorbeeld opnoemen. 

Slide 2 - Tekstslide

Afvalscheiding
Vegetarisch
Weers verwachting
Seizoen
De oceaan

Slide 3 - Sleepvraag

Leg in eigen woorden de betekenis uit van:
Biologisch

Slide 4 - Open vraag

Het soort weer dat bij een land of gebied hoort, noem je:
A
Landschap
B
Klimaat
C
Milieu
D
Regenwoud

Slide 5 - Quizvraag

Zoek een foto die hoort bij het woord:
"Regenwoud"

Slide 6 - Open vraag

Vervuiling
Recyclen
Landschap

Slide 7 - Sleepvraag

Maak de zin af:
Giftige dampen zijn slecht voor het .......
A
klimaat
B
seizoen
C
milieu
D
vegetarisch

Slide 8 - Quizvraag

Maak de zin af:
Dinosaurussen zijn lang geleden
uit.........

Slide 9 - Open vraag

Welk woord past hier bij?
A
uitsterven
B
vegetarisch
C
seizoen
D
zich voortplanten

Slide 10 - Quizvraag

Zoek een afbeelding bij het woord:
"NATUUR"

Slide 11 - Open vraag

Welke tekstsoort heeft een 'vaste indeling?'
Vaste indeling: datering - aanhef - slotgroet etc..
A
Het nieuwsartikel
B
De brief
C
De advertentie
D
Het interview

Slide 12 - Quizvraag

Vul in: Bij een advertentie probeer je iemand te ____________.
A
amuseren
B
overtuigen
C
overhalen
D
informeren

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een open vraag?
A
Als je een lang antwoord wil, stel je een open vraag.
B
Als je een kort antwoord wil, stel je een open vraag.
C
Vaak begint een open vraag met: wat, waarom en hoe.
D
Het antwoord is meestal ja/nee.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een gesloten vraag?
A
Als je een kort antwoord wil, stel je een gesloten vraag.
B
Als je een lang antwoord wil, stel je een gesloten vraag.
C
Wil je koffie of thee?
D
Het antwoord is meestal ja/nee.

Slide 15 - Quizvraag

woorden: Natuur

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide