H5 2VWO 2025 prendre D 13 mei

Chapitre 5
Aië, j'ai mal!


Aujourd'hui......
C'est jeudi, le 8 mai

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 5
Aië, j'ai mal!


Aujourd'hui......
C'est jeudi, le 8 mai

Slide 1 - Tekstslide

Sur la table....
* TON LIVRE: B

* TA TROUSSE

* TON CAHIER

* TON ORDINATEUR

Slide 2 - Tekstslide

Planning d'aujourd'hui
* Parler français  C
* Faire D: ontkenning









Slide 3 - Tekstslide

Quel temps fait-il aujourd'hui? 
Il fait beau                 Il fait mauvais
Il fait chaud               Il fait froid   
Il fait du soleil            Il pleut    
Il neige                           
Il fait du vent             Il est nuageux 

Slide 4 - Tekstslide

Quel temps fait-il aujourd'hui? 
Il y a du brouillard       Il gèle   et   il dégèle

        

Il a y de l'orage                 

Slide 5 - Tekstslide

On continue avec l'exercice suivante.
We gaan verder met de volgende opdracht.

Slide 6 - Tekstslide

Sujet
Le sujet de chapitre 5: Raconter de la santé, le corps, le sport et la nourriture.

A: Sur la piste de ski. Valentin et Lucie font du ski. Valentin a commencé sans le prof. Il a eu un accident. Il a peut-être le bras cassé. 

B: Tous chez le docteur. Hoe ze in andere landen omgaan met ziek zijn. La Chine/L'Inde

Les buts:
De ontkenning:  wat weten wij hiervan al?
Een vraag stellen met vraagwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!

Slide 8 - Tekstslide

Vocabulaire
Vertaal:

Het hoofd
De ogen / het oog
De arm
De hand
De buik
Het been

Slide 9 - Tekstslide

Vocabulaire
Vertaal:

Ik ben ziek.
Ik heb hoofdpijn
Ik heb buikpijn
Ik heb pijn aan mijn benen

Slide 10 - Tekstslide

Prends ton livre!
Livre B:                  Parler
page  20 et 21

Faire:
Exercices: 13 t/m 15
 







Slide 11 - Tekstslide

Parler français!

Slide 12 - Tekstslide

Dire que tu es malade:

*Ça va?


*Qu'est-ce que tu as?


* Tu vas voir le docteur?




Dire que tu es malade:

* Non, je ne me sens pas bien,
Je pense que je suis malade.

* J'ai mal à la tête? J'ai 39 de fièvre.
J'ai eu un accident. J'ai le bras cassé.

* Oui, j'ai rendez-vous cet après-midi.
Non, je reste au lit.


Slide 13 - Tekstslide

Prends ton livre!
Livre B:                  Grammaire
page  22 t/m 25

Faire:
Exercices: 16 t/m 19
 







Slide 14 - Tekstslide

Prends ton livre!
Livre B:                  Grammaire
page  22 t/m 25

Filmpje kijken

Faire:
Exercices: 16 a b c evt. 17 a b c
 







Slide 15 - Tekstslide

Instruction
Wat     : Maken van D "grammaire"  op blz. 22 en 23: opdracht 16 c et  17 a b c d
Hoe     : Zorg dat je de vragen goed leest!  Je werkt IN JE BOEK!
Wie     :  Werk in ZS: zelfstandig en in stilte
Tijd     :  10 minuten
Klaar  :  Maken 18 en 19a

Slide 16 - Tekstslide

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 17 - Tekstslide

Les devoirs
Leren vocabulaire A: blz. 39                   Fr-Nl en Nl-Fr

Slide 18 - Tekstslide

Les devoirs

Leren vocabulaire A                   

Slide 19 - Tekstslide

In deze Franse les ben ik meer te weten gekomen over.......

Slide 20 - Woordweb

La fin du cours. À la prochaine!

Slide 21 - Tekstslide

Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!

Slide 22 - Tekstslide

De ontkenning
La négation

Slide 23 - Tekstslide

In welke zin staat een ontkenning:
A
Ik hou niet van sporten.
B
Ik fiets nooit hard.
C
Ik weet het niet.
D
Ik heb geen boeken bij me.

Slide 24 - Quizvraag

De ontkenning
Je hebt nu ontdekt dat wij in het Nederlands op vele manieren een ontkenning in een zin gebruiken met de woorden:                               

                             niet          geen           nooit


Slide 25 - Tekstslide

De ontkenning
In het Frans gebruik je twee woorden voor de ontkenning.
Dus de woordjes "niet "of "geen" worden:  ne ... pas (of n'.... pas)

Jij werkt niet.                       =  Tu ne travailles pas
Mila is niet dol op chocola   =  Mila n'adore pas le chocolat.

Slide 26 - Tekstslide

De ontkenning
De woordjes ne ... pas (n'... pas) zet je meestal links en rechts van het vervoegde werkwoord in een zin. Het vervoegde werkwoord is dan de persoonsvorm. Je kunt er een koptelefoontje van maken. 

Jij werkt niet.                        =   Tu      ne   travailles  pas.
Mila is niet dol op chocola    =   Mila   n'    adore       pas  le chocolat.

Slide 27 - Tekstslide

De ontkenning
Het woordje "pas" in de ontkenning kun je vervangen door andere woorden die een ontkenning uitdrukken:  
ne...... plus 
ne .....  jamais 
ne.... rien

Jij werkt nooit.                               =   Tu      ne travailles  jamais.
Mila is niet meer dol op chocola    =   Mila   n'   adore      plus le chocolat.

Slide 28 - Tekstslide

Vertaal in het Frans:
Ik zoek de pizza

Slide 29 - Open vraag

Vertaal in het Frans:
Ik zoek geen pizza.

Slide 30 - Open vraag

Er zijn meerdere vormen die een ontkenning aanduiden (niet/nooit/niet meer etc.) Welke ken je in het Frans?

Slide 31 - Woordweb

Vertaal: nooit, niets, nog niet, ook niet

Slide 32 - Open vraag