Extra uitleg grammatica zinsdelen 1

             Welkom
timer
10:00
Pak je boek!
We beginnen met lezen.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

             Welkom
timer
10:00
Pak je boek!
We beginnen met lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen we vandaag?
- Herhaling zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
- Oefenen
- Oefenen en
- Oefenen....


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.
                           PV

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaak verslindt een hamstermoeder een aantal jongen uit haar nest. Verander het getal van de zin.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom grammatica?
1. Om zinnen en woorden te begrijpen.
vb. - Mijn zus gaat morgen naar mijn tante
- Mijn tante gaat morgen naar mijn zus

Dezelfde woorden, maar ze betekenen iets anders omdat ze op een andere plek in de zin staan. Als je de woorden zomaar ergens in de zin zet is de betekenis onduidelijk of zeg je wat je niet bedoelt.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom grammatica?
2. Om over een taal na te denken of te praten.

Als je iets moet opschrijven wat absoluut niet verkeerd begrepen mag worden dan is het belangrijk dat je de regels kent en snapt.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom grammatica?
3. Om een vreemde taal te leren.

Het is makkelijker om een vreemde taal te leren als je de regels van je eigen taal kent. Als je weet wat in het Nederlands werkwoorden en zelfstandige naamwoorden zijn en hoe je die gebruikt, zul je ook in het Frans Duits of Engels de woorden en hun plaats in de zin sneller herkennen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom grammatica?
4. Om een woordenboek te gebruiken.

De regels van grammatica moet je kennen om een woordenboek goed te kunnen gebruiken. 

vb. Het woord haken. In een woordenboek vind je 3 betekenissen. Om een woordenboek te gebruiken is het dan handig als je weet wat een zelfstandig naamwoord is en wat een werkwoord is.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinsdelen en woordsoorten
Twee verschillende soorten grammatica.

Zinsdelen = je verdeelt de zin in stukjes en ieder stukje krijgt een naam.

Woordsoorten = elk woord in de zin krijgt een naam.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Altijd een vaste volgorde...ALTIJD!
1. Zoek de persoonsvorm (pv) en zoek de overige werkwoorden (ww.gezegde).
2. Verdeel de zin in zinsdelen (verplaatsingsproef).
3. Zoek het onderwerp.
4. Kijk of het gezegde een echt ww gezegde is.
5. Zoek het lijdend voorwerp (alleen bij een ww. gezegde).
6.De rest van de zinsdelen noemen we even andere zinsdeln.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1 Zoek de persoonsvorm (pv)
Er zijn drie manieren om de pv te vinden.

1. Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de pv.
2. Verander het getal van de zin, dus maak van enkelvoud meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert is de pv.
3. Maak van de zin een vraag. De pv komt dan vooraan te staan.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op zoek naar eten braken beren vaak auto's open. Zet de zin in een andere tijd.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De meeste mensen blijken zich in het verkeer vrij netjes te gedragen. Maak van deze zin een vraag.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De meeste mensen blijken zich in het verkeer vrij netjes te gedragen. Wat zijn de overige werkwoorden in de zin?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 2 Verdeel de zin in zinsdelen
  • Een zin bestaat uit zinsdelen.
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.
  • Uitzondering: werkwooordelkijk gezegde met meerdere werkwoorden!
  • Zinsdelen hebben een betekenis (een functie) binnen een zin.
  • Alle woorden voor de persoonsvorm zijn 1 zinsdeel!

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: zoek de persoonsvorm.

Probeer maar:
De dokter heeft aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 16 - Tekstslide

Wijs iemand aan
Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: (zoek de persoonsvorm) én de overige werkwoorden!
Probeer maar:

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik gegeven.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
Tussen zinsdelen zet je deze streepjes: |

Stap 1: (zoek de persoonsvorm) én de overige werkwoorden!
Probeer maar:

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik |gegeven|.
                           PV

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek de zinsdelen
Stap 2: welke woorden kunnen voor de persoonsvorm staan? Verander de volgorde van de zin.

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven.
                           PV

Slide 19 - Tekstslide

Na deze slide zijn twee routes mogelijk:

1. naar het online schoolbord (link in volgende dia), en hier meeschrijven met de antwoorden van de leerlingen.

2. De leerlingen laten vertellen en met de dia's 14-16 nog eens kort uitleggen en illustreren hoe het werkt.
Oefening
De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven

...... | heeft | .................................| gegeven.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

De dokter | heeft| aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt een pijnlijke prik | gegeven
Aan de patiënt | heeft | de dokter een pijnlijke prik | gegeven
Een pijnlijke prik | heeft | de dokter aan de patiënt | gegeven

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening

De dokter | heeft | aan de patiënt | een pijnlijke prik | gegeven


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stap 3 Zoek het onderwerp
Stap 1 Zoek de pv en overige ww (ww.gezegde).
Stap 2 Verdeel de zin in zinsdelen.
Stap 3 Zoek het onderwerp:
  • Stel de vraag: Wie/wat + pv? Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
  • Verander de pv van getal. Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op het perron stond Peter op de aankomst van zijn vriendin te wachten. Stap 1 Zoek de pv.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het perron stond Peter op de aankomst van zijn vriendin te wachten. Stap 1 (Zoek de pv) en overige ww.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het perron stond Peter op de aankomst van zijn vriendin te wachten. Stap 2 Verdeel de zin in zinsdelen.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het perron stond Peter op de aankomst van zijn vriendin te wachten. Stap 3 Zoek het onderwerp

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies