Examentraining rekenen niveau 4

Opwarmertje: cijfers en letters
Los deze som op.
Met de getallen op de bordjes moet je tot het getal in het vakje komen. Je mag ieder getal maar 1x gebruiken.
De rekenhandelingen x : + - mag je zo vaak gebruiken als je wilt.
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Opwarmertje: cijfers en letters
Los deze som op.
Met de getallen op de bordjes moet je tot het getal in het vakje komen. Je mag ieder getal maar 1x gebruiken.
De rekenhandelingen x : + - mag je zo vaak gebruiken als je wilt.

Slide 1 - Tekstslide

Tot hoever ben jij gekomen?

Slide 2 - Open vraag

Oplossing 1
100 + 5 = 105
105 x 8 = 840
4 - 3 = 1
840 + 1 = 841

Slide 3 - Tekstslide

Oplossing 2
100 x 8 = 800
5 + 10 = 15
15 x 3 = 45
45 - 4 = 41
800 + 41 = 841

Slide 4 - Tekstslide

Examentraining rekenen 
niveau 4

Slide 5 - Tekstslide

Steek digitaal je hand op als je ziet wat er niet klopt op deze afbeelding.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Afronden
Kijk goed naar de opdracht.
Als er niets staat:
- bedragen altijd op 2 decimalen
- soms situationeel afronden, dus of naar boven of naar beneden op een geheel getal
- kies een logisch aantal decimalen (meestal 2)

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel slaapzalen?
In een slaapzaal staan 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?

Slide 12 - Tekstslide

Per slaapzaal 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?
A
4 slaapzalen
B
5 slaapzalen
C
6 slaapzalen
D
9 slaapzalen

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel slaapzalen?
In een slaapzaal staan 3 stapelbedden. Hoeveel slaapzalen heb je nodig voor 26 personen?
26 : 6 = 4,333
afgerond 5 slaapzalen

Slide 14 - Tekstslide

Realistisch rekenen
Nadenken over afronden bij dingen als potten, blikken, personen, dozen enzovoort.

Bedragen altijd op 2 decimalen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Om 11 uur ben je vertrokken uit Apeldoorn.
Je wandelt vanaf hier naar 't Harde. Hoe laat ben je in 't Harde?

Slide 17 - Tekstslide

Om 11 uur ben je vertrokken uit Apeldoorn. Je wandelt vanaf hier naar 't Harde. Hoe laat ben je in 't Harde?
A
5 uur
B
13 uur
C
16 uur
D
17 uur

Slide 18 - Quizvraag

Om 11 uur ben je vertrokken uit Apeldoorn.
Je wandelt vanaf hier naar 't Harde. Hoe laat ben je in 't Harde?
afstand tot Apeldoorn = 13 km
afstand tot 't Harde = 12 km
totaal = 13 + 12 = 25 km
wandelsnelheid = 5 km/u
dus in totaal ongeveer 5 uur lopen
Hoe laat ben je in 't Harde?
11 + 5 = 16 uur

Slide 19 - Tekstslide

Formules die je moet kennen
omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte
oppervlakte = lengte x breedte
inhoud = lengte x breedte x hoogte

Slide 20 - Tekstslide

Woonkamer
Je gaat nieuw laminaat leggen in de woonkamer. 
De kamer is 8 meter lang en 3 meter breed.

Slide 21 - Tekstslide

Je woonkamer is 8 meter lang en 3 meter breed. Hoeveel meter plinten heb je nodig?
A
11
B
22
C
24
D
Ik weet niet hoe ik dit moet uitrekenen.

Slide 22 - Quizvraag

Je woonkamer is 8 meter lang en 3 meter breed. Met 1 pak laminaat kun je 10 vierkante meter vloer leggen. Hoeveel pakken heb je nodig?
A
2
B
2,4
C
3
D
Ik weet niet hoe ik dit moet uitrekenen.

Slide 23 - Quizvraag

Verhoudingstabel
Hulpmiddel
Nooit verplicht
boven en onder met hetzelfde vermenigvuldigen
OF
boven en onder door hetzelfde delen

Slide 24 - Tekstslide

Hoeveel milliliter siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?

Slide 25 - Tekstslide

Hoeveel ml siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?
A
25
B
75
C
125
D
175

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel milliliter siroop heb je nodig als je 1000 ml limonade maakt?
200 ml = 25 ml siroop
1000 ml is 5x zoveel 
25 x 5 = 125 ml
of verhoudingstabel:

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Hoeveel % van de kopjes is rood?

Slide 30 - Tekstslide

Hoeveel % van de kopjes is rood?
A
25
B
50
C
75
D
3/4

Slide 31 - Quizvraag

Welke uitspraak is/zijn juist?
De eerste 4 maanden krijg je 25% korting.
Na 4 maanden wordt de prijs 1/3 deel hoger.

Slide 32 - Tekstslide

Welke uitspraak is/zijn juist?
A
De eerste 4 maanden krijg je 25% korting.
B
Na 4 maanden wordt de prijs 1/3 deel hoger.
C
Beide uitspraken zijn juist.

Slide 33 - Quizvraag

LET OP!
reken in dezelfde maten - kijk in welke maat het antwoord gevraagd wordt

8,3 uur is 8 uur + 0,3 x 60 minuten (ook bij seconden)

Slide 34 - Tekstslide

Hoeveel minuten fiets je er ongeveer over om van Den Burg naar de boot van Texel te fietsen?

Slide 35 - Tekstslide

Hoeveel minuten fiets je er ongeveer over om van Den Burg naar de boot naar Texel te fietsen?
A
1 uur
B
1 uur en een kwartier
C
80 minuten
D
100 minuten

Slide 36 - Quizvraag

Bereken de totale oppervlakte van alle zijkanten in dm².

Slide 37 - Tekstslide

Bereken de totale oppervlakte van alle zijkanten in dm².
A
Ik weet niet hoe ik dit moet uitrekenen
B
148,5
C
14850
D
121500

Slide 38 - Quizvraag

Bereken de totale oppervlakte van alle zijkanten in dm².

2 × (6 × 4,5)    =  54 dm²
2 × (4,5 × 4,5) =  40,5 dm²
2 × (6 × 4,5)     =  54 dm²
Totaal                 = 148,5 dm²
_______________________

Slide 39 - Tekstslide

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?

Slide 40 - Tekstslide

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?
A
250
B
1500
C
1750
D
1,75

Slide 41 - Quizvraag

Hoeveel liter water heb je nodig als je 2000 ml limonade maakt?
2000 ml is 10x zoveel
dus water ook 10x zoveel
1 glas = 175 ml water
10 x 175 = 1750 ml
MAARRRR
omrekenen naar liter:
1750 : 1000 = 1,75 liter

Slide 42 - Tekstslide

In verhoudingstabel

Slide 43 - Tekstslide

Wat kost de bank in hele euro's met de korting eraf als de prijs inclusief btw 1199 euro is?
A
1199
B
947
C
990
D
252

Slide 44 - Quizvraag

Uitleg
1199 is het bedrag inclusief btw - dus 121%
1% uitrekenen
1199 : 121 = 9,909090
9,909090 x 100 = 990,-

Slide 45 - Tekstslide

Rekenexamen
  • Lees de vraag goed!
  • Kijk welke informatie je nodig hebt.
  • Gebruik je rekenmachine of de rekentool uit het examen.
  • Gebruik de rekenkaarten en leer jezelf ermee werken.
  • NOTEER JE BEREKENING!!! 
  • Kijk in welke eenheid het antwoord gegeven moet worden.
  • Noteer het antwoord in de juiste eenheid.
  • Tijd over: controleer je antwoorden; kijk of je alle berekeningen genoteerd hebt.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Examen rekenen
Ongeveer 40 opgaves met verschillende context
Duur: 150 minuten
Zorg dat je je Remindo-inloggegevens bij je hebt (Office365)
ID mee - zonder geldig ID geen toegang bij het examen

Hulpmiddelen ter plekke:
woordenboek Nederlands - Nederlands
pen en kladpapier
rekenkaarten die in de les gebruikt zijn
rekenmachine of rekenmachine uit het examen

Slide 48 - Tekstslide

Succes met het examen! Ik geloof in je.

Slide 49 - Tekstslide