hoofdstuk 4

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Sony besluit om de huidige LED televisies aan te passen waardoor ze meer klanten hopen aan te trekken.
Van welke groeistrategie is hier sprake?
A
productontwikkeling
B
marktontwikkeling
C
marktpenetratie
D
diversificatie

Slide 7 - Quizvraag

Kruidvat koopt modeketen Zeeman. Welke groeistrategie wordt hier toegepast?
A
marktpenetratie
B
marktontwikkeling
C
productontwikkeling
D
diversificatie

Slide 8 - Quizvraag

Jumbo opent nieuwe vestigingen
in België, Duitsland en Frankrijk. Welke groeistrategie wordt hier toegepast?
A
marktpenetratie
B
marktontwikkeling
C
productontwikkeling
D
diversificatie

Slide 9 - Quizvraag

Welke groeistrategie is voor een bedrijf het minst risicovol om na te streven?
A
marktpenetratie
B
marktontwikkeling
C
productontwikkeling
D
diversificatie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Waar staan de letters USP's voor?
A
Unique sellers persons
B
Up selling points
C
Unique selling points
D
Het goede antwoord staat er niet bij

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de volgende concepten is in The Founder een voorbeeld van positionering binnen marketing?
A
Het snelle servicesysteem als kern van de merkidentiteit
B
Het aanbieden van korting op de menuprijzen
C
Het veranderen van het menu naar lokale voorkeuren
D
Het accepteren van afwijkende bedrijfsstandaarden in elke locatie

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat betekent propositie?
A
Een propositie verwijst naar het product die je als bedrijf belooft te leveren aan de klant.
B
Een propositie verwijst naar de service die je als bedrijf belooft te leveren aan de klant.
C
Een propositie verwijst naar de waarde die je als bedrijf belooft te leveren aan de klant.
D
Een propositie verwijst naar de waren die je als bedrijf belooft te leveren aan de klant

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen
reputatie en imago?
A
Imago is nu en reputatie zijn eerdere prestaties
B
Imago en reputatie zijn hetzelfde
C
Imago is wat een bedrijf wil uitstralen, reputatie is het beeld dat anderen hebben
D
Reputatie is wat een bedrijf wil uitstralen, imago is het beeld dat anderen hebben

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen imago en identiteit?
A
Imago is het beeld dat een bedrijf van zichzelf heeft, Identiteit is het beeld dat anderen van het bedrijf hebben.
B
Imago is het beheren van relaties met externe partijen. Identiteit is een actie gericht op het positief beïnvloeden van het beeld van een organisatie.
C
Imago is de visuele identiteit van een bedrijf, Identiteit is de basiskleuren rood, geel en blauw waaruit andere kleuren gemengd kunnen worden.
D
Imago is het beeld dat anderen van het bedrijf hebben, Identiteit is het beeld dat een bedrijf van zichzelf heeft.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen USP en UBR?
A
USP is gericht op de aanbieder, UBR op de klant
B
UBR is altijd belangrijker dan USP
C
USP is een tactische doelstelling, UBR is strategisch
D
USP richt zich op klantbehoeften, UBR op verkooptechnieken

Slide 21 - Quizvraag