1THA Woordsoorten oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Woordsoorten 

Kies de juiste woordsoort.

Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Voorzetsel (vz)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Hulpwerkwoord (hww)

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. Lidwoord (lw)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)

Kies de juiste woordsoort.

Gisteravond heb ik een film gekeken.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Hulpwerkwoord (hww)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Zelfstandig werkwoord (zww)

Welke lidwoorden zijn er in het Nederlands?

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  

1. Hulpwerkwoord (ww)
2. Zelfstandig naamwoord (zn)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Lidwoord (lw)

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn).
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

1. Zelfstandig werkwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijke naamwoord
4. Lidwoord

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Kies de juiste woordsoort.

Ik heb veel nagedacht.

1. Zelfstandig werkwoord (zww)
2. Hulpwerkwoord (hww)

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Lidwoord

Zelfstandig naamwoord

Werkwoord

Een 

het

de

denkt

spinnen

pauze

geheugen

toetje

toetsen

getekend

dans

Kies de juiste woordsoort.

De bakker heeft verschillende broden gebakken.

1. Zelfstandig naamwoord (zn)
2. Lidwoord (lw)
3. Bijvoeglijk naamwoord (bn)
4. Zelfstandig werkwoord (zww)

Kies de juiste woordsoort.

Vanochtend heb ik één boterham gegeten.

1. Lidwoord
2. Geen lidwoord

Kies de juiste woordsoort.

Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek gelezen!

1. Zelfstandig werkwoord (zww)
2. Hulpwerkwoord (hww)

Ik heb hele goede cijfers op mijn rapport!  

1. Lidwoord (lw)
2. Voorzetsel (vz)
3. Zelfstandig naamwoord (zn)
4. Zelfstandig werkwoord (zww)

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang uit. 

1. Wel een voorzetsel
2. Geen voorzetsel

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Kies de juiste woordsoort.

Ik heb veel te veel gegeten.

1. Zelfstandig werkwoord (zww)
2. Hulpwerkwoord (hww)

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
In het koude lokaal doet zij haar wollen jas aan.

Grammatica Cursus 5

TH  Toets woensdag 13 maart!

Oefen de opdrachten in paragraaf 9 en 10.

HA Grammatica Cursus 5

Instructie persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord en bijwoord.

Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan? Noem enkele bezittelijke voornaamwoorden.

pers. vnw

bez.vnw

jouw

hij

u

uw

jullie

zijn

hen

Kies de juiste woordsoort.

Ik heb veel nagedacht.

1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Persoonlijk voornaamwoord

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.

Wat is het bijwoord in onderstaande zin?
Morgen neem ik een dagje vrij.

1. dag
2. vrij
3. neem
4. morgen

Wat is het bijwoord (en)?
Vanmiddag liep het meisje vrolijk naar huis.

Wat zijn de woordsoorten in de zin?
Vanmiddag liep het vrolijke meisje huppelend naar huis.

1. vanmiddag = bijwoord liep = werkwoord vrolijk = bn meisje = zn
2. vanmiddag = bijwoord liep = werkwoord vrolijk = bijwoord
3. vanmiddag = bijwoord vrolijk = bn huppelend = bijwoord
4. liep = werkwoord vrolijke = bijwoord huppelend = ww

Grammatica Cursus 5

Maak de opdrachten in paragraaf 13 en 14.

Woensdag 13 maart Toets HA