Adjectives and Adverbs

Adjectives & Adverbs
bijvoeglijk naamwoord & bijwoord


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Adjectives & Adverbs
bijvoeglijk naamwoord & bijwoord


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Almost the same, but not exactly...
1) We listened to the horrible song.
2) Something went horribly wrong...
3) I have a fantastic taste in music.
4) My favourite artists sing fantastically.
5) I think Drake is a good rapper.
6) He performs his songs well.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We listened to the horrible song.
Waar zegt horrible iets over?
Sleep de pijl naar het juiste woord.
We listened to the horrible song.

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Something went horribly wrong.
Waar zegt horribly iets over?
Sleep de pijl naar het juiste woord.
Something went horribly wrong

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives (bijvoeglijk naamwoorden)
Zeggen iets over:
een persoon / dier / ding
(een zelfstandig naamwoord)

                                             The terrible onesie...

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs (bijwoorden)
Zeggen iets over:
de manier waarop iets gebeurt

- werkwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- ander bijwoord
- de hele zin

                                                   

Slide 6 - Tekstslide

wat kun je allemaal over de lege school zeggen?
- the teacher works silently
- the classroom is extremely silent
- the students work actively
- the students work very actively
Exception: good -> well
And some stay the same:

early
left
right
fast
late
hard
fine

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Something to remember:
Er kan GEEN bijwoord na 
- werkwoorden die te maken hebben met de zintuigen
(hear - feel - look - smell - taste - seem)
- het werkwoord 'be'

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

They reacted very ......... (angry).

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

It was a ............ (difficult) question.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

It's an ................. (extreme) clever boy.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

You look .................. (awful) white. Are you OK?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm feeling ........... (awful) today, I think I'm going home.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Think _________ (calm) about whether you want to quit this job.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm _________ (sure) he didn't mean to frighten you. It was an accident.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Jane felt rather _________ (nervous) about the play she was in, but she performed ___________ (wonderful).

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Look in the fridge - something smells very _________ (bad).

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The grass grew ________ (slow) because of the dry weather.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The company performed _________ (strong) for a few years, then got into difficulty.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

The end!
Do you have any questions?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies