Vitale functies

Vitale functies

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Weet je wat vitale functies zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn vitale functies?

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn de vitale functies?
A
Hartfrequentie, bloeddruk, saturatie, temperatuur en bewustzijn
B
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en urineproductie
C
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en het 'niet pluis gevoel'
D
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en bewustzijn

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de vitale functies?
Bloedsomloop
Ademhaling
Bewustzijn
(temperatuur)

Slide 5 - Tekstslide

Wanneer te meten?
  • Deze kunnen af en toe worden gemeten bij een bezoek aan een dokter ter controle maar soms ook continu, bijvoorbeeld op de intensive care.  Bij ouderen in een verzorgingshuis of in de thuiszorg moeten soms ook de vitale functies worden gemeten.

Slide 6 - Tekstslide

Waarom meten we vitale functies?
Vitale functies zorgen ervoor dat wij in leven blijven. Als er problemen zijn met de vitale functies kan er bijvoorbeeld een ziekte zijn die behandeld moet worden door een dokter. 

Het compleet wegvallen van een vitale functie is levensgevaarlijk!

Slide 7 - Tekstslide

Deze les
Ademhaling

Hartslag

Temperatuur

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Observatie ademhaling
- Frequentie ademhaling
- Diepte en gelijkmatigheid ademhaling
- Regelmaat van de ademhaling
- Geluid van de ademhaling

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een normale ademhalingsfrequentie voor volwassenen?
A
20-25x/min
B
10-15x/min
C
18-22x/min
D
25-30x/min

Slide 12 - Quizvraag

Frequentie ademhaling
Normale ademhaling:
Bij volwassenen 10 tot 15 maal per minuut 
Kinderen 20 tot 25 maal per minuut
Baby’s 30 tot 40 maal per minuut

Slide 13 - Tekstslide

Hoge ademfrequentie komt voor bij:
Aandoeningen van longen en luchtwegen
Hartafwijkingen
Koorts
Lichamelijke inspanning
Emotie 
 Pijn (ribben)

Slide 14 - Tekstslide

Lage ademfrequentie:
In slaap en rusttoestand
Na gebruik van slaapmiddelen.

Slide 15 - Tekstslide

Diepte en gelijkmatigheid
Bij een diepe ademhaling is de frequentie lager en bij een oppervlakkige ademhaling hoger
Een oppervlakkige ademhaling komt voor bij:
Aandoeningen van ademhalingsorganen (longemfyseem)
Sommige hart en vaatziekten
Een diepe ademhaling komt oa voor:
Na gebruik van slaapmiddelen
Bij bewusteloosheid ten gevolge van een hoge bloedsuikergehalte

Slide 16 - Tekstslide

Ritme
Na iedere inademing en uitademhaling is een pauze
Als bij elke pauze de rust even lang is dan is het een normale uitademing

Bij een onregelmatig ademhaling duren de pauzes korter tot helemaal geen pauzes

Slide 17 - Tekstslide

Geluid
Normale omstandigheden:
 vrijwel geen geluid
Mogelijk snurken (zwelling van de slijmvliezen van de ademhalingswegen)


Afwijkende ademhaling: 
Hijgende
Snurkende
Rochelende
Piepende ademhaling (astma aanval)

Slide 18 - Tekstslide

Afwijkende ademhaling
Kussmall – ademhaling:
Regelmatige diepe ademhaling.
Komt voor bij bewusteloosheid door een verhoogde bloedsuikerspiegel

Cheyne – stokes – ademhaling:
Onregelmatige en ongelijkmatige ademhaling
Het is een in diepte toenemende ademhaling, die geleidelijk oppervlakkiger wordt, waarnaar een korte of langere adampauze volgt.
Dit beeld zie je vaak bij mensen die op sterven liggen.


Slide 19 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=VkuxP7iChYY

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Temperatuur
Normale temperatuur: 36 tot 37,5 C
Verhoging: 37,5 tot 38 C
Koorts: boven de 38 C
Ondertemperatuur: lager dan 36 C


Ochtendtemp is lager dan de middagtemp


Slide 23 - Tekstslide

Hoe meet je de temperatuur
bij een patiënt?

Slide 24 - Woordweb

Manieren temperatuur meting
Rectaal (in het rectum)
Axillair (onder de oksel)
Oraal (onder de tong)
Femoraal (in de lies)
Intra-auraal (in het oor)
Via voorhoofd of slaap

Slide 25 - Tekstslide

Koude rilling
Koude fase (1)
Rilt van de kou, klappertanden en schudden in bed

Warmte fase (2)
Acute temperatuurstijging, zv onrustig en angstig

Transpiratiestadium (3)
Zv sterk transpireren, lichaamstemp daalt, bleke gelaatskleur, snelle pols, klam voorhoofd.
Na de koude rilling die 10-30 minuten duurt. Daana meestal in diepe slaap. Lichaam moet herstellen.

Slide 26 - Tekstslide

Welke zorg bied je bij koorts?

Slide 27 - Woordweb

 Zorg
Verzorgingstips:
Bedrust houden, koorts vraagt extra energie van het lichaam
Stem de omgevingstemp van de ruimte aan op de wensen van de cliënt
Demp het licht
Zorg voor extra vocht (bij hoge temp 2 a 3 liter in totaal)
Verschoon het bed vaker bij overmatig transpireren
Vaker douchen of wassen
Denk aan mogelijk complicaties bij langdurige bedrust
Observeer de cliënt
Geef aandacht en zorg

Slide 28 - Tekstslide

Hartfrequentie
Je observeert het aantal hartslagen per minuut
Je observeert de hartslag in rusttoestand

Gemiddelde hartslag
   - pasgeborene: 120 – 140 sl/min
   - kinderen: de frequentie hangt er af van de leeftijd, maar is hoger dan
     een bij een volwassene
   - volwassene 60 – 80 sl/min

Slide 29 - Tekstslide

Wat gebeurt er tijdens een hartslag?
Bij elke hartslag vult het hart zich met bloed. Daarna trekt de hartspier samen om bloed naar je organen en spieren te pompen. Dit lijkt eenvoudig geregeld, maar in werkelijkheid zit hier een ingewikkeld systeem achter.

Normaal is de hartslag bij volwassenen in rust tussen de 60 en 100 slagen per minuut. Wat is jouw hartslag?

Slide 30 - Tekstslide






De hartslag kan gemakkelijk
    gemeten worden door de kloppingen te
    tellen van een bloedvat in de pols vlak
    onder de duim. Dit wordt de polsslag genoemd.
   

Slide 31 - Tekstslide

Wat voor een hartfrequentie verwacht je bij een zieke Corona patiënt?
A
Normale hartslag
B
Versnelde hartslag
C
Verlaagde hartslag
D
Onregelmatige hartslag

Slide 32 - Quizvraag

Ritme
Normale hartslag: regelmatig
“Normaal” zijn alle hartslagen even krachtig en gelijkmatig

Onregelmatige hartslag kan wijzen op een stoornis in de werking van het hart

Verzorgende noteert bij onregelmatig ritme: bijv 85 IRR

Slide 33 - Tekstslide

Afwijkende hartfrequentie
Verhoogde hartfrequentie: tachycardie
Oorzaken: emoties, koorts, bloedingen, hartafwijkingen, bepaald medicatiegebruik

Verlaagde hartfrequentie: bradycardie
Oorzaken: conditieverbetering, tijdens de slaap, een hersenaandoening, bij hartafwijkingen, bepaald medicatiegebruik, in een later stadium van shock


Slide 34 - Tekstslide

Bloeddruk

Slide 35 - Tekstslide

Variatie in bloeddruk en stroomsnelheid

Slide 36 - Tekstslide

Wat zegt je bloeddruk over je gezondheid?
  • Het bloed 'drukt' tegen wanden van bloedvaten: bloeddruk
  • Bloeddruk verschilt in je lichaam

  • Hoge bloeddruk slecht op de lange termijn: beschadiging bloedvat
  • Lage bloeddruk kan zorgen voor duizeligheid en flauwvallen.

Slide 37 - Tekstslide

Wat is hypertensie
A
te lage bloeddruk
B
te hoge bloeddruk
C
een normale bloedruk
D
te druk in de klas

Slide 38 - Quizvraag

Bloeddruk
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk

Slide 39 - Tekstslide

Slagaderverkalking
Door:

Stress
Roken
Cholesterol 
Hoge bloeddruk

Slide 40 - Tekstslide

Hart- en vaatziekten voorkomen
Erfelijke factoren en leefstijl spelen een rol

Gezond eten, onverzadigde vetten (laag cholesterol), weinig zout en weinig alcohol 

Slide 41 - Tekstslide

Doodsoorzaken

Slide 42 - Tekstslide

Bloeddruk

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Video

Saturatie
  • Gezonde mensen saturatie 96- 100 %
  • COPD/ hartfalen saturatie 92-100%
  • Lager dan 95% overleg arts
  • Lager dan 90% overwegen toedienen van zuurstof. Altijd inoverleg met de arts.

Slide 46 - Tekstslide

Aandachtpunten saturatie meten
  • Kijk naar de zorgvrager, niet alleen naar de getallen; wat zie je?
  • Nagellak kan de meting beinvloeden
  • Door koude handen is de meting moeilijker uit te voeren (geen mooie curve)

VS

Goede curve
Slechte curve

Slide 47 - Tekstslide

Wat meet je bij de saturatie?
A
De bloeddruk van de patient
B
Percentage zuurstof in de vinger
C
Het percentage hemoglobine gebonden met zuurstof
D
Het percentage hemoglobine gebonden met koolzuur

Slide 48 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 49 - Tekstslide

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 50 - Tekstslide