H4 Voltooid deelwoord

Nederlands 31-5
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan de zijkant 
  2. Huiswerkcontrole + nakijken 
  3. Doel van deze les
  4. Zelfstandig werken
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 31-5
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons aan de zijkant 
  2. Huiswerkcontrole + nakijken 
  3. Doel van deze les
  4. Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkcontrole + nakijken
1 t/m 4 op blz. 172-173

Slide 2 - Tekstslide

START



- je weet dat een voltooid deelwoord een vorm van het werkwoord is die aangeeft dat iets klaar (voltooid) is.

- je weet dat een voltooid deelwoord kan eindigen op -en of op -d of -t.

- je weet hoe je het voltooid deelwoord moet schrijven

taalverzorging
voltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord.

Voltooid betekent dat iets klaar of afgelopen is.

Bijvoorbeeld:
Frits heeft zijn fietsband geplakt

Slide 4 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord eindigt op -en of op -d of -t.

Bijvoorbeeld:
gebroken, geschreven
gehoord, gemaakt
Als je een woord langer maakt, 
hoor je of je een -d of een -t moet schrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

  • Sommige voltooid deelwoorden eindigen op -en
--> ik loop - ik heb gelopen --> ik val --> ik ben gevallen
  • Sommige voltooid deelwoorden eindigen op een -d of -t. Hierbij kun je twee dingen doen: de verlengproef of het kofschip gebruiken.
--> rennen --> ik heb geren...
--> blussen --> de brand is geblus...

Slide 6 - Tekstslide

OPDRACHT

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord
dat tussen haakjes staat.

Fouten maken mag,
verbeter deze wel.

Slide 7 - Tekstslide

Tijmen heeft een lekkere appel _____. (schillen)

Slide 8 - Open vraag

De gemeente heeft hier veldbloemen _____. (zaaien)

Slide 9 - Open vraag

Heeft hij jou voor de gek _____? (houden)

Slide 10 - Open vraag

Fleur is over een stoeptegel _____? (struikelen)

Slide 11 - Open vraag

De wedstrijd is te laat _____. (starten)

Slide 12 - Open vraag

We hebben gisteren worstjes _____. (braden)

Slide 13 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maak de volgende opdrachten:
1 t/m 5 op blz. 116-117

Dit is huiswerk voor de les van vrijdag

Slide 14 - Tekstslide