V1C 22.3.2019

Bienvenue
Aujourd'hui c'est le 23 mars, 2019
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue
Aujourd'hui c'est le 23 mars, 2019

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
1. Qu'avons-nous appris? 
2. Les dévoirs: ex. 32 & 36

Slide 2 - Tekstslide

Qu'avons-nous appris?
  • Paris: culture et magasins 
  • Beschrijven van personen en winkels 
  • Vragen stellen over personen en winkels 
  • L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord + positie) 
  • De cijfers tot en met 2000
  • Het werkwoord 'aller' en de 'futur proche'

Slide 3 - Tekstslide

L'adjectif (bijv. naamwoord)
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over personen of dingen. De vorm van het bijvoeglijk naamwoord past zich aan, aan het geslacht (m, v) van het zelfstandig naamwoord. Daarnaast is het belangrijk te letten op dat het zelfstandig naamwoord in het enkelvoud of in het meervoud staat.  
In het Frans komt het bijvoeglijk naamwoord meestal achter het zelfstandig naamwoord. Er zijn enkele uitzonderingen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het goede antwoord?
  1. Mes baskets sont trop grands/grandes. 
  2. J'adore mon jean noir/noire. 
  3. Sa copine est beau/belle.  
  4. Tu as une robe nouvelle, of: Tu as une nouvelle robe.  
  5. Les jupes sont bleus/bleues. 

Slide 5 - Tekstslide

De nummers tot en met 2000
  • Quatre-vingt-six
  • Soixante-dix-sept 
  • Cent-vingt-et-un 
  • 98
  • 279
  • 495
  • 870

Slide 6 - Tekstslide

'aller' et le futur proche
Het Franse werkwoord aller betekent gaan in het Nederlands.

In de tegenwoordige tijd, kun je een vorm van het werkwoord aller gebruiken, om te zeggen dat je iets aan het doen bent op dit moment. 

Bijvoorbeeld: Ik ga naar school = je vais à l'école 

Slide 7 - Tekstslide

le futur proche
De futur proche gebruik je als je wilt zeggen dat je iets straks, of later gaat doen, in de nabije toekomst.
De futur proche maak je door een vorm van het werkwoord aller  te kiezen, en er het hele werkwoord achter te zetten. 

Bijvoorbeeld: Ik ga zo naar school wordt: je vais aller à l'école.  

Slide 8 - Tekstslide

Verschil met het Nederlands:
In de futur proche staan de vervoeging van het werkwoord aller en het hele werkwoord altijd naast elkaar. 

In het Nederlands staan deze los van elkaar in de zin. 

Ik ga mijn kamer opruimen >>> je vais ranger ma chambre

Slide 9 - Tekstslide

Réviser ex. 32

Slide 10 - Tekstslide

Les dévoirs
Ex. 36: bereid in 10 minuutjes een presentatie over jezelf voor aan de hand van de vragen uit oefening 36, dus:
  • hoe je heet, waar je woont 
  • uit hoeveel personen je gezin bestaat
  • wat je lievelingswinkel is 
  • hoeveel per maand je aan kleding uitgeeft
  • welke kledingstukken je mooi vindt 

Slide 11 - Tekstslide