paragraaf 4.1 Nederland geheel geordend deel 1

Leerdoelen deel 1 paragraaf 4.1:
opgave 1 t/m 5
  • je kunt de bestuurlijke schaalniveaus in Nederland koppelen aan de ruimtelijke schaalniveaus.
  • je weet welke ruimtelijke inrichtingsplannen worden geschreven door de Nederlandse overheid.
  • je kunt uitleggen wat de gevolgen van stedelijke migratie zijn voor de samenstelling van de bevolking en de inrichting van de stad en de omgeving.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen deel 1 paragraaf 4.1:
opgave 1 t/m 5
  • je kunt de bestuurlijke schaalniveaus in Nederland koppelen aan de ruimtelijke schaalniveaus.
  • je weet welke ruimtelijke inrichtingsplannen worden geschreven door de Nederlandse overheid.
  • je kunt uitleggen wat de gevolgen van stedelijke migratie zijn voor de samenstelling van de bevolking en de inrichting van de stad en de omgeving.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

stedelijke functies
wonen

werken

recreatie

vervoer

maar ook natuur en landbouw

Slide 3 - Tekstslide

Verschillende ruimtelijke schalen
buurt
lokaal
regionaal
nationaal

Slide 4 - Tekstslide

Verschillende bestuurlijke schalen
Het Rijk schrijft Nota Ruimtelijke Ordening

Provincie
maakt streekplannen

Gemeente maakt
bestemmingsplannen en structuurvisies

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Agglomeratie
  • 1880-1960
  • In de 19e eeuw trekken mensen massaal van het platteland naar de stad (urbanisatie) mechanisatie landbouw/fabrieken in stad .
  • Steden groeiden over hun stadsgrenzen heen en slokten omringende gemeenten op (agglomeratie)

Slide 7 - Tekstslide

Stadsgewest
Uitgebreider dan een agglomeratie. Door suburbanisatie vanaf jaren '60 ontstaan er nieuwe dorpen rondom de agglomeratie

Deze dorpen / wijken zijn vervolgens weer gericht op de centrale stad.

Slide 8 - Tekstslide

Demografische ontwikkeling NL
Wie urbaniseren tot de jaren '60?

Wie suburbaniseren na de jaren '60?

Wie urbaniseren sinds 2000?

Selectieve migratie en wat zijn de gevolgen voor de stad?

Slide 9 - Tekstslide

10

Slide 10 - Video

01:14
Voor welke doelgroep is de wijk ondiep gebouwd en wat was het belangrijkste kenmerk van de woningen?

Slide 11 - Open vraag

02:16
Wat is de bouwtrend in de jaren '80?
A
vrijstaande huizen
B
hoge flats met veel groen
C
woonerven
D
blokkendozen

Slide 12 - Quizvraag

03:35
Mensen zijn op zoek naar identiteit. Hoe zie je dat terug in de bouwstijl van nieuwbouwwoningen?

Slide 13 - Open vraag

Vinex-wijk
Leidsche Rijn
Vinex-wijk
Vinex (Vierde Nota op de Ruimtelijke Ordening extra):
  • Compleet nieuwe wijken tegen oude stad aangebouwd.

Slide 14 - Tekstslide

03:35
Wat is een belangrijk verschil met andere wijken als het gaat om de bouw van woningen?

Slide 15 - Open vraag

03:35
Wat is de meest recente wijk in Utrecht?
A
Lunetten
B
Overvecht
C
Tuindorp
D
Leidscherijn

Slide 16 - Quizvraag

02:16
Hoe zien de wijken uit de jaren '60 eruit en welke bekende Utrechtse wijk is in deze periode gebouwd?

Slide 17 - Open vraag

02:16
In d jaren '60 is er een tekort aan woningen. Welk type woning wordt gebouwd om aan de vraag te voldoen?

Slide 18 - Open vraag

01:14
Voor welke klasse is de wijk Tuindorp gebouwd?
A
Sociaal economisch lagere klasse
B
Sociaal economisch middenklasse
C
Sociaal economisch hogere klasse

Slide 19 - Quizvraag

01:14
Hoe ziet het gebied eruit waar de stedelijke uitbreiding plaatsvindt?

Slide 20 - Open vraag

01:14
In welke wijk van Utrecht vindt de 'laatste' ongeplande groei plaats?
A
Witte vrouwen
B
Zwarte vrouwen
C
Tuindorp
D
Overvecht

Slide 21 - Quizvraag

opg 1 Utrecht
1a. Afname bevolking door?

1b. Waardoor groeit Utrecht tot 2030 i.t.t. landelijke krimp bevolking?

1c. Mensen zijn op zoek naar identiteit (NL vanboven). Wat betekent dit voor de woningvoorraad in  Utrecht?
antwoorden
a In de periode rond 1980 is het aantal inwoners afgenomen vanwege suburbanisatie.
b Er trekken veel jongeren en hoogopgeleide mensen naar de stad.
c Eigen antwoord leerling, bijvoorbeeld:
 Er zullen meer bijzondere woningen komen, omdat de bewoners met hun huis hun identiteit willen uitstralen. Dus minder ‘eenheidsworst’ en meer diversiteit in de woningbouw.

Slide 22 - Tekstslide

1790
1838
opg 2a: waardoor is Tilburg tussen 1850 en 1950 zo sterk gegroeid?
antwoorden
Twee oorzaken gevraagd:
 1) de mechanisatie van het platteland
 2) de komst van fabrieken naar de stad, waardoor mensen in de stad gingen wonen

Slide 23 - Tekstslide

 Twee algemene oorzaken urbanisatie
1. Afname werkgelegenheid in de landbouw a.g.v mechanisatie

2. Komst van werkgelegenheid in fabrieken

Slide 24 - Tekstslide

opg 2b. selectieve migratie
Selectieve migratie = migratie o.b.v. bepaalde persoonskenmerken

Wat waren de persoonskenmerken in die tijd?
jong, zij konden werken in de fabrieken

Slide 25 - Tekstslide

Opg 3: bevolkingsgroei in het Gooi
sociale bevolkingsgroei: 
immigratie-emigratie
Sterke sociale bevolkingsgroei dorpen in het Gooi verklaard:
oorzaak: al in 1870 waren er spoorverbindingen met A'dam.

Gevolg: je kon werken in de stad A'dam en wonen in dorpen in het Gooi

Bijbehorende begrippen: selectieve migratie/suburbanisatie/forensisme

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

3b. Suburbanisatie blijkt uit:
Afname inwoners Randstad toename inwoners midden-en buitengebied.

Slide 28 - Tekstslide

Demografisch gevolg suburbanisatie:

  • Jongeren trekken wegen, ouder blijven achter: vergrijzing,
percentage/aandeel ouderen neemt toe.
  • Gezinnen trekken weg, alleenstaanden blijven achter.
Economisch gevolg suburbanisatie:

  • Sociaal economisch lagere klasse/kansarmen blijven achter.
  • afname belastinginkomsten
  • minder investeringen in openbare ruimte= achteruitgang leefbaarheid
  • bepaalde voorzieningen halen de drempelwaarde niet en gaan failliet= afname leefbaarheid.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Meer verkeer
Waarom zien we in Nederland steeds congestie

Op welke manier hebben de groeikernen ervoor gezorgd dat er meer verkeer is? 

Slide 32 - Tekstslide

opg 5: groeikernenbeleid 
5b. directe oorzaak toename (auto)mobiliteit: toegenomen welvaart

Slide 33 - Tekstslide

5c. Waarom trekken  30-plussers tegenwoordig naar de stad?
antwoorden
Twee oorzaken gevraagd, bijvoorbeeld:
 1) renovatie en nieuwbouw in de grote steden
 2) meer werkgelegenheid in de stad
 3) nieuwe hippe/luxe voorzieningen in de stad

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht terugblik paragraaf 4.1:
In groepjes breng je ruimtelijke processen en beleid in Nederland sinds 1850 in kaart. 
Doel:
Samenvatting van paragraaf 4.1
Na deze opdracht heeft de leerling een overzicht van ruimtelijke processen in Nederland sinds 1850 tot heden.

-De leerling kan de gevolgen van de ruimtelijke processen voor de stad benoemen.
-De leerling weet welk ruimtelijk beleid als reactie op de ruimtelijke processen is gevoerd in NL.
-De leerling kan de verschillende beleidsvormen toelichten en koppelen aan de juiste periode.

Slide 35 - Tekstslide

Samenvattend
Periode:
Tot 1960
vanaf 1960
Vanaf 1990
Ruimtelijk proces:
Urbanisatie
Suburbanisatie
Re-urbanisatie
Gevolg:
Ontstaan agglomeraties
- Ontstaan woon-werkverkeer
- versnippering landelijk gebied
-verpaupering steden
- Mensen keren terug naar de stad die weer aantrekkelijk worden.
-Gentrification.
Beleid:
Geen
-gebundelde deconcentratie.
-groeikernenbeleid
-Compacte stadbeleid (herstructurering)
-Vinex-wijken
Doel:
Woonruimte creëren 
portiekflats en galerijflats
-tegengaan versnippering landelijk gebied.
-Wonen en werk combineren, tegengaan files.
-Bouwen tegen de bestaande stad aan.

Slide 36 - Tekstslide