8A blok 1 - week 1 - les 2 ongelijknamige breuken optellen en afrtekken

Breuken: Gelijknamig maken van breuken.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Basisschool

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Breuken: Gelijknamig maken van breuken.

Slide 1 - Tekstslide

2/4 + 1/4 =

Slide 2 - Open vraag

3/5 + 3/5 =

Slide 3 - Open vraag

Wat zijn gelijknamige breuken ook alweer?

Slide 4 - Open vraag

1/2

Slide 5 - Tekstslide

1/4

Slide 6 - Tekstslide

1/8

Slide 7 - Tekstslide

Tik op het goede antwoord.

5/2 =
A
2 1/2
B
2 2/5
C
2 3/4
D
1 5/8

Slide 8 - Quizvraag

17/4 =
A
2 6/8
B
4 1/4
C
2 1/2
D
6 1/4

Slide 9 - Quizvraag

13/8 =
A
2 3/4
B
3 1/8
C
1 5/8
D
2 2/5

Slide 10 - Quizvraag

LESDOEL
Ik kan eenvoudige ongelijknamige breuken optellen en aftrekken
ONGELIJKNAMIG:
BREUKEN MET VERSCHILLENDE NOEMERS.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Wat zijn ongelijknamige breuken?

Slide 13 - Open vraag

gelijknamig maken.

Bij het optellen en aftrekken van breuken moeten de breuken gelijknamig zijn. Dit betekent dat de noemers hetzelfde moeten zijn.


Soms kun je na het optellen een breuk nog vereenvoudigen.

Slide 14 - Tekstslide

gelijknamig maken

Slide 15 - Tekstslide

Vereenvoudigen
De eenvoudigste vorm is een breuk waarbij de teller en de noemer zo klein mogelijke zijn.

Met breuken vereenvoudigen wordt het zo klein mogelijk maken van breuken bedoeld.

Slide 16 - Tekstslide

DE GGD (grootste gemeenschappelijk deler).
- Kijk goed naar de teller en de noemer !
- Door welk getal kan je  zowel de telller als de noemer delen?

Hoe ging dat ook alweer?

Slide 17 - Tekstslide

Vereenvoudig 5/10

Slide 18 - Open vraag

Nu samen?
Maak de breuken gelijknamig.
1. vermenigvuldig de noemers
met elkaar
2. vermenigvuldig de noemer van A met de teller van B. Dit wordt de nieuwe teller van B.
3. vermenigvuldig de noemer van B met de teller van A Dit wordt de nieuwe teller van A.

Slide 19 - Tekstslide

Nu jullie?
Maak de breuken gelijknamig.
1. vermenigvuldig de noemers
met elkaar
2. vermenigvuldig de noemer van A met de teller van B. Dit wordt de nieuwe teller van B.
3. vermenigvuldig de noemer van B met de teller van A Dit wordt de nieuwe teller van A.

Slide 20 - Tekstslide

Nu jij?
Maak de breuken gelijknamig.
1. vermenigvuldig de noemers
met elkaar
2. vermenigvuldig de noemer van A met de teller van B. Dit wordt de nieuwe teller van B.
3. vermenigvuldig de noemer van B met de teller van A Dit wordt de nieuwe teller van A.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Schrijf het goede antwoord op je wisbord

Slide 23 - Tekstslide

Juf doet het voor

Slide 24 - Tekstslide

Nu jullie

Slide 25 - Tekstslide

Nu jij

Slide 26 - Tekstslide

Breuken
  • Wat zijn gelijknamige breuken?
  • Wat zijn oneglijknamige breuken?
  • Wat doe je als je twee ongelijknamige breuken bij elkaar op moet tellen?

Slide 27 - Tekstslide

Aan het werk
Blok 1 - week 1 - les 2

Opgave 0
Opgave 1
Opgave 2
Plussen
Snap je iets niet.
Vraag juf!!
Helemaal klaar?
Maak je weektaken!!!

Slide 28 - Tekstslide