Schrijven >>> afname tussen 18 maart en 28 maart (zelf inschrijven)
Spreken >>> je wordt ingepland tussen 8 april - 6 mei
Gesprekken >>> je wordt ingepland tussen 27 mei en 10 juni
Centraal examen - Cito (50%)
Lezen, kijken en luisteren >>> afname tussen 8 april en 19 april (zelf inschrijven)
Slide 4 - Tekstslide
Ziek / afwezig bij het examen
Je moet je op tijd officieel ziekmelden / afmelden via he Infopunt / student.curio.nl
EN je officieel voor het examen afmelden via TOPDESK!
ANDERS VERSPEEL JE JE EERSTE KANS VOOR HET EXAMEN!!!
Slide 5 - Tekstslide
Instellingsexamen schrijven
Twee verschillende schrijfopdrachten (zakelijke e-mail, betoog, artikel, voorstel, verslag, uitnodiging, ...)
Op een computer van school
60 minuten
Dyslexieverklaring / ADD, ADHD? Check dan waar je recht op hebt!
Slide 6 - Tekstslide
Cito-examen lezen & luisteren
Periode 8 in het computerlokaal op school
120 minuten de tijd
Je maakt het examen op de computer.
Je krijgt één totaalcijfer voor lezen en luisteren.
Toegestane hulpmiddelen
Pen en papier
Verklarend woordenboek Nederlands
NEEM OORTJES / HOOFDTELEFOON MET DRAAD MEE!!!
Slide 7 - Tekstslide
Examensprint & examentraining
Slide 8 - Tekstslide
Instellingsexamen spreken
Periode 8 op school, wordt individueel ingepland.
Mondelinge presentatie van ongeveer 10 minuten over een (maatschappelijk) onderwerp.
Vooraf krijg je een examenboekje met uitleg over de opdracht.
Het examen wordt op camera opgenomen i.v.m. een tweede beoordeling.
Slide 9 - Tekstslide
Instellingsexamen gesprekken
Periode 8 op school, wordt individueel ingepland.
Zakelijk, formeel gesprek van ongeveer 15 minuten aan de hand van een situatieschets.
Het examen wordt op camera opgenomen i.v.m. een tweede beoordeling.
Je mag gespreksnotities meenemen die je vooraf hebt voorbereid.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Vandaag
Voorbereiding Cito-examen lezen, kijken en luisteren >>> zelfstandig oefenexamen maken in Examensprint
Korte nabespreking oefenexamen schrijven van vorige periode.
Slide 12 - Tekstslide
Het Cito-examen lezen, kijken en luisteren 3F
Oefenen via Facet (zie It's Learning)
Oefenen via examensprint op Nu Nederlands online;
Slide 13 - Tekstslide
Soorten examenvragen
De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.
Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.
Voorbeeld vraag over betekenis woord / zin
Slide 14 - Tekstslide
Vragen over tekstdoelen - welke vier tekstdoelen zijn er ook al weer?
Slide 15 - Open vraag
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren
Betoog
Recept
Gebruiksaanwijzing
Nieuwsbericht
Interview
Ingezonden brief
Opiniestuk
Reclamefolder
Recensie
Achtergrondartikel
Slide 16 - Sleepvraag
Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?
Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)
Slide 17 - Tekstslide
In welk tekstdeel wordt de hoofdgedachte vaak herhaald of samengevat?
A
In de inleiding
B
In de lead
C
In de tweede alinea
D
In het slot
Slide 18 - Quizvraag
Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?
Signaalwoorden Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.
Slide 19 - Tekstslide
Conclusie
Tegenstelling
Reden / argument
Oorzaak-gevolg
hoewel
dus
kortom
doordat
echter
want
daarom
toch
desondanks
als gevolg van
omdat
concluderend
maar
Slide 20 - Sleepvraag
Vragen over de functie van een tekstdeel
Bijvoorbeeld:
Wat is de functie van de eerste vetgedrukte alinea?
Wat is de bedoeling van het tekstdeel in het kader?
Let op:
De inhoud van de tekst
De plaats van een tekstdeel (inleiding / slot)
De vormgeving en manier van presenteren
Slide 21 - Tekstslide
Welke functies kan een inleiding van een tekst hebben?
A
Nieuwsgierig maken
B
Onderwerp introduceren
C
Conclusie geven
D
Aankondigen hoe de tekst in elkaar zit
Slide 22 - Quizvraag
Vragen over feiten en meningen - wat is het verschil tussen feiten en meningen?
Slide 23 - Open vraag
Bestaat een informatieve tekst alleen maar uit feiten?
A
Ja, er worden geen meningen in genoemd
B
Nee, in een informatieve tekst staan vaak feiten, maar er kunnen net zo goed meningen in staan
C
Nee, in een informatieve tekst worden vooral meningen genoemd, maar wel van voor- & tegenstanders
Slide 24 - Quizvraag
Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft. Ik vind dat... / Mijn mening is...
Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat,
Slide 25 - Tekstslide
Een redenering beoordelen
Kloppen de aangevoerde feiten wel of zijn ze (deels) onjuist of onvolledig?
Zijn de feiten representatief of laten ze maar één kant van de zaak zien?
Zijn de argumenten die gegeven worden subjectief ofobjectief?
Is het argument wel geldig of is het eigenlijk een drogreden?
Slide 26 - Tekstslide
Geldig argument of niet? Mijn oma dronk elke dag 3 glazen cola en zij is 92 jaar oud geworden. Het drinken van cola is dus gezond.
Ja
Nee
Slide 27 - Poll
Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De auteur of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.
D
De naam van de schrijver staat vermeld bij de tekst.
Slide 28 - Quizvraag
Vragen over toon en houding
De deelnemers aan een gesprek kunnen zich op verschillende manieren opstellen. Hun houding kan neutraal zijn, maar ook partijdig, kritisch, verontwaardigd, enthousiast of afwijzend. Dat merk je aan de inhoud van wat ze zeggen, en aan de toon waarop.
Voor een leestekst geldt eigenlijk hetzelfde. Iemand die kritisch is, spreekt of schrijft anders dan iemand die enthousiast is.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
00:57
Welke houding heeft Anton Damen tegenover de Landelijke Opschoondag?