Herhaling H5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Herhaling H5

Weet wat je leest

Weet wat je leest

Bron van de tekst

Doel van de tekst

Samenstellingen

Wat is een samenstelling?

Samenstellingen

Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden. 

Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst. Dat bepaalt de betekenis.

Een leesbril is een:

Een winterjas is een:

Een bakfiets is een:

Droppen

1. Snoepgoed
2. Neerzetten
3. Langslopen
4. Weggeven

Dichtstbijzijnde

1. Zo ver mogelijk
2. Het minst ver weg

De tijd hebben

1. Veel horloges hebben
2. Later zullen we het weten
3. Alle klokken stilzetten
4. Je niet hoeven haasten

Bijvoeglijk naamwoord B

Hoeveel bijv. nmw staan hierin:
De oude man nam een zware koffer mee naar het drukke station.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Bijwoordelijke bepaling K

Bijwoordelijke bepaling

Wat was dat nou ook alweer?

Als je alles hebt gevonden bij het zinsontleden:
PV

OW
GEZ

LV
MV

Bijwoordelijke bepaling

Met de bwb kun je antwoord geven op een vraag:

Bijvoorbeeld:

Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarmee? Met wie? Wanneer? Waarvandaan? Hoe?

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Ik ben gisteren gevallen!

Bijwoordelijke bepaling

Wat was dat nou ook alweer?

Hoeveel bijw. bepalingen staan hier:
"In de toekomst zul je in een speelfilm kunnen rondlopen."

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

In de toekomst zul je in een speelfilm kunnen rondlopen.

1. In de toekomst
2. zul, kunnen, rondlopen
3. je
4. in een speelfilm

Trappen van vergelijking

Ik ben groter als/dan jij.

1. als
2. dan

Wat komt hierna:
Groot / .... / ....

Lastige werkwoorden

Sommige werkwoorden zijn erg lastig. Bij deze werkwoorden klinken de persoonsvorm tegenwoordige tijd en het voltooid deelwoord hetzelfde, maar schrijf je deze anders. Het gaat om de werkwoorden die bijvoorbeeld beginnen met ge-, be-, ver-, ont-, her- of over-.

Tom heeft veel geld....

Isa .... met haar vrienden.

Er is een ongeluk ....

Hij .... wat je moet leren

De kampioen werd ....

verdient/verdiend

overlegt/overlegd

gebeurt/gebeurd

herhaalt/herhaald

onthaalt/onthaald

Aan de slag:

De Brug

Taalverzorging 2

Opdracht 8, en daarna 3 tot en met 7

Klaar? Trainen H5