HV1 - Na klar 3e - Kapitel 1.6 Kloktijden h.h. + Personen beschrijven

Lernziele
  • Je kunt de kloktijden opschrijven;
  • Je kunt dingen opzoeken in een diagram;
  • Je kunt dingen over een ander opschrijven.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Lernziele
  • Je kunt de kloktijden opschrijven;
  • Je kunt dingen opzoeken in een diagram;
  • Je kunt dingen over een ander opschrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Planung heute
  • Woordjes 1.6
  • Herhaling 1.5 Kloktijden & Datum
  • 47,48,49
  • 55,57,58
  • Feedback formatieve toets

Slide 2 - Tekstslide

  • Wie spät ist es?
  • Warte noch eine Sekunde! (die)
  • Es dauert eine halbe Minute. (die)
  • Ich bin in einer Viertelstunde fertig. (die)
  • Eine halbe Stunde sind dreißig Minuten. (die)
  • Eine Schulstunde dauert eine Dreiviertelstunde. (die)
  • Eine Stunde dauert sechzig Minuten. (die)
  • Heute ist der letzte Tag. (der)
  • Nächste Woche haben wir frei. (die)
  • Was machte er voriges Jahr? (das)
  • Wir haben einen Hund. (der)
  • Habt ihr eine Katze? (die)
  • Wie heißt dein Kaninchen? (das)
  • Ist das dein Meerschweinchen? (das)
  • Hast du ein eigenes Pferd? (das)
  • Meine Maus liebt Käse. (die)
  • Der Wellensittich fliegt durch den Bäumen. (der)
  • laat
  • de seconde
  • de minuut
  • het kwartier
  • het halfuur
  • drie kwartier
  • het uur
  • de dag
  • de week
  • het jaar
  • de hond
  • de kat
  • het konijn
  • de cavia
  • het paard
  • de muis
  • de parkiet

Slide 3 - Tekstslide

Kloktijden
Kloktijden
  • Um halb drei

  • Um Viertel vor vier
  • Um Viertel nach neun

  • Um fünf vor eins
  • Um zehn nach zwölf 

  • Es ist dreizehn Uhr vierzig
  • Om half drie

  • Om kwart voor vier
  • Om kwart over negen

  • Om vijf voor één
  • Om tien over twaalf

  • Het is dertien uur veertig

    Slide 4 - Tekstslide

    Kloktijden
    Um halb drei
    Um Viertel vor vier
    Um Viertel nach neun
    Um fünf vor eins
    Um zehn nach zwölf
    Es ist dreizehn Uhr vierzig
    Om half drie
    Om kwart voor vier
    Om kwart over negen
    Om vijf voor één
    Om tien over twaalf
    Het is dertien uur veertig

    Slide 5 - Sleepvraag

    NL->DE
    Het is vijf uur.
    A
    Es gibt fünf Stunde
    B
    Es ist fünf Uhr.
    C
    Fünf ist Uhr
    D
    Uhr ist fünf

    Slide 6 - Quizvraag

    NL -> DE
    Om één uur
    A
    Um ein Uhr
    B
    Um Uhr ein
    C
    Um kein Stunde
    D
    Um ein Stunde

    Slide 7 - Quizvraag

    10:45
    Es ist Viertel ........ elf.
    A
    nach
    B
    für
    C
    vor
    D
    for

    Slide 8 - Quizvraag

    14:15
    Es ist ..... nach zwei.
    A
    Viertel
    B
    viertel
    C
    Vier
    D
    vier

    Slide 9 - Quizvraag

    21:30
    Es ist ..... zehn.
    A
    half
    B
    halb
    C
    dreißig
    D
    einundzwanzig

    Slide 10 - Quizvraag

    00:55
    Es ist zwölf Uhr .....
    A
    sechzigminusfünf
    B
    funfundfunfzig
    C
    fünfundfunfzig
    D
    fünfundfünfzig

    Slide 11 - Quizvraag

    Datumnotatie
    • Op vijf augustus
    • Am fünften August

    Dus op een datum:
    • Op -> am
    • getal + ten 
    • (zweiten, fünften, achten, maar let op -> dritten, siebten)

    Slide 12 - Tekstslide

    Op dertien november.
    A
    Am dreizehnten november.
    B
    Am dreizehnten November.
    C
    Auf dreizehn November.
    D
    Auf dreizehnten november.

    Slide 13 - Quizvraag

    Op vier januari.
    A
    Auf vierte Januar.
    B
    Auf vierten Januar.
    C
    Am vierten Januar.
    D
    Am vierten januar.

    Slide 14 - Quizvraag

    Aufgabe

    Slide 15 - Tekstslide

    Hoe heet je?
    Waar woon je?
    Hoe heten je vader en moeder?
    Heb je broers of zussen?
    Hoe heten ze?
    Heb je ooms/tantes?
    Heb je neven/nichten?
    Waar wonen ze?
    Ich heiße Adriaan.
    Meine Name ist Adriaan.
    Ich wohne in Dordrecht.
    Meine Adresse ist Nepstraat 1.
    Meine Mutter heißt Lisa.
    Mein Vater heißt Makram. 
    Ja, ich habe Geschwister. Ich habe einen Bruder und eine Schwester. 
    Mein Bruder heißt Yazreb. 
    Meine Schwester heißt Nevin. 
    Mein junger Bruder heißt Yazreb. 
    Mein älterer Bruder heißt Nevin. 
    Ich habe keine Cousins oder Cousine. / Ich habe eine Cousine.
    Sie wohnt in Amsterdam. 

    Slide 16 - Sleepvraag