In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
6.d Schrijfopdracht
Slide 1 - Tekstslide
Programma
-Nakijken + controleren huiswerk
-Herhalen Discussiëren
-Schrijfopdracht
-Oefenen + huiswerk
10 min
10 min
10 min
40 min
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen havo
Wat behandelen we vandaag?
Ik weet hoe ik standpunten en argumenten kan onderzoeken en verwerken in een krantenartikel.
Ik kan mij oriënteren op een bepaalde kwestie of op een bepaald probleem.
Ik kan nadenken over een goede tekststructuur.
Ik kan bronnenonderzoek doen rondom een bepaalde kwestie en op basis daarvan een krantenartikel schrijven.
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen vwo
Wat behandelen we vandaag?
Ik weet dat schrijven een manier van nadenken kan zijn.
Ik kan mij oriënteren op een bepaalde kwestie of op een bepaald probleem.
Ik kan vrij schrijven over een bepaalde kwestie en nadenken over een goede tekststructuur.
Ik kan een tekst schrijven waarin ik nadenk over een bepaalde kwestie en de lezer uitnodig ook verder te denken.
Slide 4 - Tekstslide
Verwerkingsopdracht fictie
Schrijf een brief aan de hoofdpersoon.
Opdracht in Classroom.
Deadline aankomende vrijdag 20 juni 23:59.
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift.
Ga naar Google Classroom.
In de map "Nederlands h3u" vind je een kopje met "Antwoorden".
Daarin staan de antwoorden van vorige les.
Kijk je gemaakte opdrachten na.
Slide 6 - Tekstslide
Wat maakt een onderwerp geschikt om over te discussiëren? Noem DRIE kenmerken.
Slide 7 - Open vraag
Leg per kenmerk uit waarom het belangrijk is dat een onderwerp hieraan voldoet.
Slide 8 - Open vraag
Discussiëren
Criteria;
Stappenplan;
Gedrag.
Slide 9 - Tekstslide
Schrijfopdracht HAVO
Je schrijft een krantenartikel over taal en identiteit en doet daarvoor bronnenonderzoek.
Op Nederlandse universiteiten en hogescholen wordt veel Engels gebruikt. Sommige studies zijn zelfs helemaal in het Engel. Ook sommige middelbare scholen bieden tweetalig onderwijs aan. In dit blok heb je geleerd dat taal onderdeel van je identiteit is en dat taal een manier is om uitdrukking te geven aan wie je bent. Je gaat nu een krantenartikel schrijven van ongeveer 500 woorden waarin je reageert op de volgende stelling: "Engelstalig onderwijs tast de Nederlandse identiteit aan."
Hoe je dit aanpakt, vertel ik zo.
Slide 10 - Tekstslide
Schrijfopdracht VWO
Je schrijft om na te denken over een bepaalde kwestie.
Vaak heb je tijdens het schrijven een duidelijk doel voor ogen. Maar je kunt ook schrijven om je gedachten over een bepaalde kwestie of een bepaald probleem op een rijtje te zetten. Je schrijft dan om na te denken. Al schrijvende kom je vaak tot nieuwe inzichten. Je neemt je lezers mee in jouw gedachten en nodigt ze uit om ook verder te denken over het onderwerp. In deze opdracht schrijf je een tekst over het volgende scenario: "Wat als de Verenigde Naties besluiten dat vanaf 1 januari volgend jaar de hele wereld dezelfde taal moet gaan spreken."
Hoe je dit aanpakt, vertel ik zo.
Slide 11 - Tekstslide
Schrijfopdracht
Wie?
Zelfstandig en stil.
Wat?
HAVO: hoofdstuk 6 paragraaf D, opdracht 1 t.m 6.
VWO: hoofdstuk 6 paragraaf D, opdracht 1 t/m 10.
Hoe?
HAVO: oefenboek blz 104-105.
VWO: oefenboek blz 113-113.
Let op! Je mailt je uitwerking naar mij.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 12:50.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Zie studiewijzer volgende week.
Slide 12 - Tekstslide
Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet hoe ik standpunten en argumenten kan onderzoeken en verwerken in een krantenartikel.
Ik kan mij oriënteren op een bepaalde kwestie of op een bepaald probleem.
k kan bronnenonderzoek doen rondom een bepaalde kwestie en op basis daarvan een krantenartikel schrijven.
Ik kan nadenken over een goede tekststructuur.
Slide 13 - Sleepvraag
Welke leerdoelen beheers je nu? VWO
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Ik weet dat schrijven een manier van nadenken kan zijn.
Ik kan mij oriënteren op een bepaalde kwestie of op een bepaald probleem.
Ik kan een tekst schrijven waarin ik nadenk over een bepaalde kwestie en de lezer uitnodig ook verder te denken.
Ik kan vrij schrijven over een bepaalde kwestie en nadenken over een goede tekststructuur.