Les Economie 13 januari H5.2

5.2 Waar kun je werken?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.2 Waar kun je werken?

Slide 1 - Tekstslide

          In deze les leer je:
          - welke arbeidsmotieven er zijn
          - welke ondernemingsvormen er zijn (bijv. vof, nv, ....... )
          - dat arbeidsverdeling leidt tot specialisatie
          - wat een organigram is
          - welke vier sectoren er zijn waarin je kunt werken 
            (primair, secundair, ....... )         
          

Slide 2 - Tekstslide

Arbeidsmotieven

- inkomen verdienen

- sociale contacten

- nuttig / zinvol bezig zijn

- regelmaat

- jezelf ontwikkelen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Ondernemingsvormen

Onderneming = Bedrijf 


Bedrijf beginnen?

inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK)

Slide 5 - Tekstslide

Ondernemingsvormen

* Eenmanszaak:  - met personeel 

                                     - zonder personeel (zzp-er =

                                                                  zelfstandige zonder personeel)

* Vof (Vennootschap onder firma)

* Nv (Naamloze vennootschap)

* Bv (Besloten vennootschap)

Slide 6 - Tekstslide

Eenmanszaak
Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. De eigenaar kan wel
personeel in dienst hebben.

Slide 7 - Tekstslide

V.o.f.

Vennootschap onder firma:

er zijn twee of meer eigenaren (= vennoten of firmanten)
die samen de leiding hebben.

Slide 8 - Tekstslide

Kenmerken eenmanszaak en v.o.f.
Voor de eigenaar van een eenmanszaak en de eigenaren van een v.o.f. is de winst hun inkomen. Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen moet betalen.

Bij verlies zijn de eigenaren ook privé aansprakelijk.

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken nv en bv

Een bv en een nv zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. 

De eigenaren zijn aandeelhouders.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Slide 10 - Tekstslide

Verschil nv en bv

Nv: iedereen kan aandelen kopen (op de beurs)



Bv: aandelen zijn niet vrij verhandelbaar

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsverdeling
Ieder zijn eigen taak: het werk wordt verdeeld over verschillende personen. 

Als iedereen geschikt is voor zijn/haar taak, dan verloopt het werk sneller en beter.

Slide 12 - Tekstslide

Organigram
Een schema dat laat zien hoe een onderneming is georganiseerd.

Slide 13 - Tekstslide

Er zijn 4 productiesectoren:

1. Primaire sector: landbouw, visserij en delfstoffen

2. Secundaire sector: industrie , bouw en ambachten

3. Tertiaire sector: commerciële dienstverlening

      (bijv. winkels, verzekeringsmaatschappijen)

4. Quartaire sector: niet-commerciële dienstverlening

      (bijv. scholen, brandweer)

Slide 14 - Tekstslide

Productiesectoren
https://www.youtube.com/watch?v=WVChegRwWLI
Agrarische Sector
Industriele Sector
Commerciële
Dienstensector
Niet-Commerciële
Dienstensector

Slide 15 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kamer voor Kooplieden
B
Kamer voor Koopwaar
C
Koopwaar en Koophandel
D
Kamer van Koophandel

Slide 17 - Quizvraag

Welke van onderstaande bedrijven geeft aandelen uit?
A
NV
B
Eenmanszaak
C
CV
D
VOF

Slide 18 - Quizvraag

Welke ondernemingsvorm geeft aandelen uit die vrij verhandelbaar zijn?
A
NV
B
BV
C
CV
D
VOF

Slide 19 - Quizvraag

Het voortbestaan van een eenmanszaak is afhankelijk van de eigenaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Welke van de vier productiesector zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 21 - Quizvraag

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 22 - Quizvraag

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 23 - Quizvraag

Welke van de vier productiesectoren zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 24 - Quizvraag

Huiswerk
Ga aan de slag met 5.2!

Slide 25 - Tekstslide

Succes!!!

Slide 26 - Tekstslide

extra uitleg

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video