Blok 3 schoenen en mobieltjes

Thema 7 

Blok 3 Schoenen en Mobieltjes



Les 1
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 

Blok 3 Schoenen en Mobieltjes



Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Start blok 3 Schoenen en mobieltjes
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Doel
- aan het einde van les weet welke verschillende soorten goederen er zijn en hoe ze worden vervoerd

Slide 3 - Tekstslide

Wereldhandel vroeger en nu

Slide 4 - Woordweb

     Toen: 8 tot 12 maand                            Nu: 28-40 dagen

Slide 5 - Tekstslide

Soorten goederen
Twee soorten goederen in goederenvervoer: 
  • Massagoederen = onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd en die je gemakkelijk kunt laden en lossen. Bijvoorbeeld: aardolie en graan. 

  • Stukgoederen = losse of verpakte goederen. Bijvoorbeeld: schoenen en zakken rijst. 
 
Container = een grote stalen kist met vaste afmetingen voor het vervoer van stukgoederen. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Maken:
Blok 3. Opdracht 2, 3 en 5
blz. 32 en 33

Slide 9 - Tekstslide

Les 2

- nakijken 
- terugblik
- uitleg
- zelf aan de slag
- afsluiting

Slide 10 - Tekstslide

Doelen

Aan het einde van de les kun je:
- uitleggen wat lagelonenlanden zijn
- uitleggen wat mondialisering is

Slide 11 - Tekstslide

Wat zie je hier?
A
massagoederen
B
stukgoederen

Slide 12 - Quizvraag

Deze iPad is een voorbeeld van een.....
A
Massagoederen
B
Stukgoederen

Slide 13 - Quizvraag

Massagoederen zijn:
A
Losse of verpakte goederen.
B
Makkelijk te laden goederen.
C
Onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd.
D
Moeilijk te laden goederen.

Slide 14 - Quizvraag

Massagoederen zijn:
A
Losse of verpakte goederen.
B
Makkelijk te laden goederen.
C
Onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd.
D
Moeilijk te laden goederen.

Slide 15 - Quizvraag

Verplaatsen van arbeid
Bedrijven proberen hun goederen zo goedkoop mogelijk te laten maken. 
 
Om meer te kunnen verkopen proberen bedrijven hun producten ook goedkoop te verkopen. 
 
Om de kosten laag te houden laten bedrijven producten maken in landen waar de lonen laag zijn. 


 
Lagelonenland = een land waar de lonen laag zijn. 

Slide 16 - Tekstslide

Wereldwijde markt
Multinationals laten de verschillende onderdelen van hun producten daar maken waar dat het goedkoopst is. Dat is vaak in verschillende landen. 
 
Mondialisering = de steeds verdergaande uitwisseling van goederen en informatie en samenwerking van mensen uit verschillende landen. 

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Waarom daar?
Multinationals kiezen voor hun productie niet altijd voor de armste landen. Ze gaan niet naar: 
  • een land waar veel onrust is of de regering onbetrouwbaar is. 
  • een land waar de stroom vaak uitvalt of waar geen goede wegen en havens zijn. 
 
 

Slide 19 - Tekstslide

Een voorbeeld van een lagelonenland is:
A
China
B
Amerika
C
Bangladesh
D
Polen

Slide 20 - Quizvraag

Om de kosten van producten laag te houden...
A
...wordt werk waarvoor veel arbeidsuren nodig zijn, gedaan in landen met lage lonen.
B
...worden zoveel mogelijk producten in West-Europa zelf geproduceerd.
C
...worden mensen tijdens de productie goed gecontroleerd.
D
...worden vervoerskosten zo laag mogelijk gehouden.

Slide 21 - Quizvraag

Les 3

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Je kan in eigen woorden beschrijven wat vrije handel is. 
  • Je kan beargumenteren waarom de komst van multinationale bedrijven voordelig of nadelig kan zijn.
  • Je kan manieren benoemen waarop een bedrijf kan concurreren met een lagelonenland. 

Slide 23 - Tekstslide

Nakijken
 Opdracht 6 t/m 11 op blz. 34 en 35

Slide 24 - Tekstslide

Wat denk jij wat vrije handel betekent?

Slide 25 - Open vraag

Vrije handel
Vrije handel is handel dat ontstaat wanneer de handel weinig belemmerd wordt door regels, zoals invoerheffingen.

 Dit maakt het aantrekkelijker en makkelijker om te handelen. 



Slide 26 - Tekstslide

Kennis is geld
In de westerse landen zijn de lonen hoog. 
Toch kunnen ze concurreren met lagelonenlanden. 

Hoge arbeidsproductiviteit = de hoeveelheid die een werknemer in een uur produceert. 

Specialisatie: Nederland is gespecialiseerd in het vervoer van goederen. Nederland heeft veel bedrijven met hoog opgeleid personeel. 

Slide 27 - Tekstslide

De poort van Europa
Nederland heeft gunstige ligging aan zee en aan de monding van een grote rivier. 
 
In de haven van Rotterdam komen veel goederen aan uit lagelonenlanden. Rotterdam: doorvoerhaven
Een deel van de goederen gaat naar het achterland van de Rotterdamse haven. 
Achterland = het gebied dat goederen uit een haven ontvangt of via die haven uitvoert. 

Slide 28 - Tekstslide

Kennis is geld
Waarom kan Nederland concurreren met een lagelonenland? 
  • Kennis leidt tot computers en machines.
  • Computers en machines kunnen sneller produceren dan de mens. 
  • Bedrijven krijgen tijd om te specialiseren,  zoals bedrijven die zich richten op het verpakken van goederen.

Slide 29 - Tekstslide

En hoe gaat dat nu? Wat is er veranderd?

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Wat: maken opdrachten 12, 14, 15, 16, 18, 19 op blz. 36 en 37 
Hulp: steek je vinger op. 


Slide 31 - Tekstslide

Leerdoelen
  •  Wat betekent vrije handel? 
  • Hoe kan een westers land, zoals Nederland concurreren met een lagelonenland?

Slide 32 - Tekstslide

Wat is een achterland?
A
Een land dat geen havens aan zee heeft en afhankelijk is van het buitenland.
B
Een gebied met weinig wegen, spoorlijnen en waterwegen voor goederentransport.
C
Een land dat doordat het slecht bereikbaar is door files is achter gebleven.
D
Het gebied dat goederen uit een haven of stad ontvangt of via die haven of stad uitvoert

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen stukgoederen en massagoederen?

Slide 34 - Open vraag

Les 4
- nakijken
- herhaling
- zelf aan de slag
- afsluiting

Slide 35 - Tekstslide

Nakijken

 Opdracht 12, 14, 15, 16, 18, 19 op blz. 36 en 37 



Slide 36 - Tekstslide

Steeds verder gaande uitwisseling van goederen en informatie, en samenwerking van mensen uit verschillende landen. Welk begrip wordt hier bedoeld?
A
vrije handel
B
industrialisatie
C
imperialisme
D
mondialisering

Slide 37 - Quizvraag

Wat is een achterland?
A
Een land dat geen havens aan zee heeft en afhankelijk is van het buitenland.
B
Een gebied met weinig wegen, spoorlijnen en waterwegen voor goederentransport.
C
Een land dat doordat het slecht bereikbaar is door files is achter gebleven.
D
Het gebied dat goederen uit een haven of stad ontvangt of via die haven of stad uitvoert

Slide 38 - Quizvraag

Door specialisatie stijgt de arbeidsproductiviteit
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

wat is het verschil tussen de twee groepen vrachtgoed?
A
stukgoederen zijn verpakt en massa goederen niet
B
massa goederen zijn verpakt en stukgoederen niet
C
massa goederen worden altijd met de vrachtwagen vervoerd en stukgoederen met de boot

Slide 40 - Quizvraag

Maken:

Blok 3: opdracht 21 t/m 24 
blz. 38 en 39

Slide 41 - Tekstslide