HA4 argumentatiestructuren

Als je iets vindt, dan heb je een mening. In de argumentatieleer noem je dat een ........
1 / 22
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Als je iets vindt, dan heb je een mening. In de argumentatieleer noem je dat een ........

Slide 1 - Open vraag

Als je een standpunt wil verdedigen dan gebruik je daarvoor redenen ofwel .............

Slide 2 - Open vraag

Een ............... is een uitspraak die aangeeft dat een standpunt niet waar of minder aanvaardbaar is.

Slide 3 - Open vraag

Met een ................. ontkracht je een argument of tegenargument.

Slide 4 - Open vraag

1. Een feitelijk argument is een controleerbaar argument.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

2. Een niet-feitelijk argument wordt ook wel een waarderend argument genoemd.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

3. Ik heb liever les van meneer Janssen, hij geeft hogere cijfers. Dit is een ...
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk/waarderend argument

Slide 7 - Quizvraag

3. Ik heb liever les van meneer Janssen, hij is aardiger. Dit is een ...
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk/waarderend argument

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

4. In de vorige slide zag je een ....
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

5. In de vorige slide zag je een ....
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie

Slide 12 - Quizvraag

5a. Ik wil niet naar de andere klas. In de andere klas zit mijn zus, ik wil niet bij mijn zus in de klas.
In de laatste zin staan twee argumenten. Deze zijn ...
A
afhankelijk
B
onafhankelijk

Slide 13 - Quizvraag

5b. Ik ga niet naar Pinkpop. De acts vind ik matig en het bier is te duur.
In de laatste zin staan twee argumenten. Deze zijn ...
A
afhankelijk
B
onafhankelijk

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

6. In de vorige slide zag je een ....
A
enkelvoudig, onderschikkende argumentatie
B
nevenschikkend, onderschikkende argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

7. In de vorige slide zag je een ....
A
enkelvoudig, onderschikkende argumentatie
B
nevenschikkend, onderschikkende argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

8. De 'onderste' argumenten in een onderschikkende argumentatie heten .....
A
steekhoudende argumenten
B
subargumenten
C
hoofdargumenten
D
waarderende argumenten

Slide 19 - Quizvraag

9. Argumenten waar de spreker of schrijver stilzwijgend vanuit gaat, noemt men ....
A
verzwegen argumenten
B
stille argumenten

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide