ROPA: luisteren, shopping, papel colores

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

                          telefoon 

00:20

verantwoord in het NL, wat wil Manuel kopen?

00:58

Wat zeg ze over de schoenen? kleur en beschrijving? (noem tenminste 2 items)

01:53

beschrijving van de broek: kleur, maat, stijl?

02:22

hoe betaald de klant?

el vestido

los guantes

los pantalones

el traje

las zapatillas

de deporte

el pullover

el gorro

la falda

la blusa

la chaqueta

la camiseta

el abrigo

La ropa

¡Escúchame!

¿con qué frecuencia llevas...?

Gefocust luisteren

RONDE 1: focus op hoe vaak? 

Tekst

Gefocust luisteren

RONDE 1: focus op de kleren 

Tekst

Gefocust luisteren

RONDE 2: Focus op de kleren en vertaal één van de beschrijvingen, ze staan ook geschreven

Tekst

Kies een naam en beschrijf wat ze aan hebben in het NL. Voorbeeld:
María lleva un jersey azul... Doe alles wat je kan, sommige woorden hebben we niet geleerd.

Gefocust luisteren

LAATSTE RONDE: Match elke persoon  (plaatje) met hun nummer, pak een stuk papier, om daarna de antwoorden op de sleepvraag te geven. Voorbeeld 1a, 2b, 3c, 4b (geen naam, alleen letters met nummers)

1

2

4

3

5

6

PEPE

SERGIO

MARCO

ANA

RICARDO

LOLA

1. Pepe

2. Sergio

3. Marco

4. Ana

5. Ricardo

6. Lola

a. los skaters

b. los raperos

c. los pijos

d. los heavies

e. los lolailos

f. los heavies

Utiliza el contexto para traducirlas.
¿Qué significa... las joyas preciosas? Letterlijk - inglés

Lee las palabras en azúl.
Utiliza el contexto para traducirlas.
¿Qué significa... sin mangas? -inglés

Lee las palabras en azul.
Utiliza el contexto para traducirlas.
¿Qué significa... de marca?

Lee las palabras en azul.
Utiliza el contexto para traducirlas.
¿Qué significa... gafas de sol?

Lee las palabras en azul.
Utiliza el contexto para traducirlas.
¿Qué significa... el ritmo?

Lee las palabras en azul.
Utiliza el contexto para traducirlas.
¿Qué significa... una muñequera?

VANDAAG DOEN WE...

1. overzicht sleepvraag

2. leren bij luisteren: hoe vaak

3. leren bij doen: kleren en indentiteit

4. leren bij luisteren

5. EXIT TICKET je identiteit

¿En qué grupo estás tú? Contesta a la pregunta y describe tu estilo.

Soluciones

Ex. 1)        1) f, h     2) a, c     3) d, g    4) b, k      5) l, no j    6) e, i

Ex. 2) 

1) jeans, sweatshirt, baseball cap

2) dress, trainers

3) skirt, t-shirt with boots

4) dress, shoes 

5) jeans, t-shirt, trainers 

Soluciones

Ex. 2) 

1) jeans, sweatshirt - normalmente, baseball cap - siempre

2) dress, trainers - sometimes

3) skirt, t-shirt with boots - from time to time (never trainers)

4) dress, shoes - often, but depends

5) jeans, t-shirt, trainers - normally, but with friends...

Soluciones

Ex. 5) 

Pepe - f

Sergio - b

Marco - d

Ana - c

Ricardo - e

Lola - a

La ropa

Página 78, Ejercicio 2

Escucha. 

¿Qué llevan? 

Contesta en inglés. (1 - 5)

¡Escúchame!

¿Y tú? ¿Qué llevas...

...siempre?      ...normalmente?

...nunca?          ...de vez en cuando?

...a veces?       ...a menudo?

Answer the Google Form on 

the next slide!

Wie wordt er in dit fragment NIET beschreven? 

                               A                B                C

¿A quién no se menciona? - 1

Instrucción

Schrijf in je schrift 1 + A, B of C

Wie wordt er in dit fragment NIET beschreven? 

                               A                B                C

Instrucción

Schrijf in je schrift 2 + A, B of C

¿A quién no se menciona? - 2

Wie wordt er in dit fragment NIET beschreven? 

                               A                B                C

Instrucción

Schrijf in je schrift 3 + A, B of C

¿A quién no se menciona? - 3