Probeer van iedere alinea de kernzin te bepalen. Dat mag samen (rustig overleggen!) of alleen.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de kernzin van de eerste alinea? "Een jongen (14) die in Ypenburg overvallen wordt door twee knapen met grote messen, een steekpartij bij ROC Mondriaan, eentje in ’s-Gravenzande en de dood van Bilal Aydin (20) uit Laak. Wat is er aan de hand?"
A
Dat is de eerste zin
B
Deze alinea heeft geen kernzin
C
Alle zinnen zijn even belangrijk
D
Dat is de laatste zin
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de kernzin van de vierde alinea? "De regel om zulke messen alleen aan 18-plussers te verkopen, is de enige harde regel, vertelt de medewerkster van de winkel. ,,Als ik het niet vertrouw, dan verkoop ik niets.’’ Zo wordt de regel ook nageleefd bij de naburige dumpwinkel. ,,Als ik ze hoor zeggen ‘dat prikt lekker’, dan zet ik ze meteen de winkel uit’’, vertelt de medewerker daar."
A
Dat is de eerste zin
B
Deze alinea heeft geen kernzin
C
Alle zinnen zijn even belangrijk
D
Dat is de laatste zin
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de kernzin van de laatste alinea? Hajé Weisfelt wil tot slot nog kwijt: ,,Het blijven kinderen. Van de 60 messteekzaken die ik gedaan heb, was er misschien maar één die door had wat hij had gedaan. De rest stond versteld van de gevolgen van hun eigen handelen.’’
A
Dat is de eerste zin
B
Deze alinea heeft geen kernzin
C
Alle zinnen zijn even belangrijk
D
Dat is de laatste zin
Slide 8 - Quizvraag
Hoofdzaken
vind je door goed te kijken naar:
1) de belangrijkste zin van de alinea;
2) de inleiding en/of het slot;
3) signaalwoorden.
Slide 9 - Tekstslide
Welk woord? "Signaalwoorden geven het ....... tussen zinnen en/of alinea's aan.
Slide 10 - Open vraag
Signaalwoorden
* geven het verband tussen zinnen en alinea's aan.
* geven je een seintje (signaal) dat er 'iets' belangrijks komt.
* moet je leren herkennen
*moet je leren in de juiste groep te plaatsen (en daarvoor moet je goed naar de zin kijken)
Slide 11 - Tekstslide
Soorten signaalwoorden
Deze heb je tot nog toe gehad:
1) Opsomming
2) Tegenstelling
3) Voorbeeld
4) Tijdsvolgorde (Chronologie)
5) Oorzaak-gevolg
6) Voorwaarde
Slide 12 - Tekstslide
Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
echter
denk aan
verder
onder andere
daarnaast
hoewel
Slide 13 - Sleepvraag
Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
voorwaarde
oorzaak - gevolg
tijdsvolgorde
indien
nadat
doordat
dadelijk
waardoor
tenzij
Slide 14 - Sleepvraag
Opdracht
Bekijk de tekst "Jongeren en steekpartijen, wat is er aan de hand?" nog een keer.
1) Zoek zoveel mogelijk signaalwoorden.
2) Bedenk welk verband het signaalwoord aangeeft.
3) Bedenk wát dat dan is.
Dat mag samen (rustig overleggen!) of alleen.
timer
1:00
Slide 15 - Tekstslide
Nabespreken
1) Welke heb je gevonden?
2) Waar?
3) Welk verband geeft het signaalwoord aan?
4) Wát is dat dan? (wat is de opsomming, wat is de tegenstelling, wat is de oorzaak/wat het gevolg enz.)
Slide 16 - Tekstslide
Opdracht: Samenvatten
In een samenvatting noteer je de hoofdzaken van de tekst.
Vat de uitgedeelde tekst nu samen.
Doe dat in maximaal 200 woorden.
(10% regel)
Slide 17 - Tekstslide
Tot slot (1):
* We hebben leesvaardigheid herhaald tot en met hoofdstuk 4;
*Je weet nu hoe het zit met
'Hoofdzaken en hoofdgedachte', (H1, blz. 12),
'Tekstdoel en publiek' (H2, blz 40) &
'Verbanden en signaalwoorden'(H3, blz 68/H4, blz. 96).
Slide 18 - Tekstslide
Tot slot (2):
* Bepaal voor jezelf waaraan jij nog extra aandacht moet besteden.