Leesvaardigheid 2 HV blok 1 t/m 6

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Uitspraak - opsomming
Uitspraak - tegenstelling
Uitspraak - voorbeeld
niet alleen ... maar ook
bijvoorbeeld
daar staat tegenover
Maar
Ook
bovendien
daarentegen
Integendeel
Zoals

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 5 - Quizvraag

Wat doet een verwijswoord?
A
Een verwijswoord verwijst je naar een volgende tekst.
B
Een verwijswoord verwijst naar iets dat eerder in de tekst genoemd is.

Slide 6 - Quizvraag

Waarnaar verwijst het woord 'die' in alinea 1?
A
Ed Sheeran en The Weeknd
B
Antoon
C
Olivia

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdzaak of bijzaak?
Deelonderwerp
A
Hoofdzaak
B
Bijzaak

Slide 9 - Quizvraag


Tekstdoel
A
Informeren
B
Amuseren
C
Activeren
D
Overtuigen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een tussenkopje?
A
De titel van een alinea
B
Het onderwerp van een alinea
C
de belangrijkste zin van een alinea
D
de bron van de tekst

Slide 11 - Quizvraag


Wat is de kernzin?
A
Pubers zijn niet in staat weloverwogen een vakkenpakket te kiezen.
B
Hun hersens zijn nog lang niet volgroeid en daarom (...)

Slide 12 - Quizvraag

Zins- of alineaverband
A
Zin
B
Alinea

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een alineaverband?
A
Als de alinea's elkaar kunnen vervangen
B
Als de alinea's met elkaar verbonden zijn
C
Als de alinea's weggelaten kunnen worden

Slide 14 - Quizvraag

Het signaalwoord 'zo' hoort bij het alineaverband...
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 15 - Quizvraag

Welk alineaverband zie je in deze alinea?
A
Voorbeeld
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Conclusie

Slide 16 - Quizvraag

timer
1:00
Welke signaalwoorden ken je?

Slide 17 - Woordweb

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 18 - Quizvraag

Tekstverband: UITSPRAAK-VOORBEELD
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 19 - Quizvraag

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 20 - Quizvraag


Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.

Slide 21 - Quizvraag


Zoek het tekstverband:
Vroeger hield hij van pasta, maar tegenwoordig houdt hij meer van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
reden

Slide 22 - Quizvraag


Zoek tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
reden

Slide 23 - Quizvraag

[8] Het Commissariaat wil YouTubers straks kunnen beboeten, net als nu al met traditionele media gebeurt. Daarvoor moeten er eerst nieuwe richtlijnen aangenomen worden door het Europees Parlement. Dat duurt nog zeker twee jaar, denkt de woordvoerder.

Aan welke signaalwoorden herken je het vergelijkend verband in alinea 8?
A
straks
B
net als
C
dat
D
denkt

Slide 24 - Quizvraag

subjectief is?
A
kijken naar feiten en betrouwbare cijfers
B
mening en gevoel van mensen

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord voor een reden, in de zin 'Hij betaalde niet, want het horloge was kapot.'
A
want
B
niet
C
geen signaalwoord
D
was

Slide 26 - Quizvraag

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl
3. Filmpjes om naar te kijken
4. Oefen op de website. Kies bijspijkeren Lezen of opstromen,
5. Kijk op Teams bij het onderdeel Lezen.

Slide 27 - Tekstslide