Telwoord, BIjwoord en tussenwerpsel

Telwoord, Bijwoord en tussenwerpsel
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Telwoord, Bijwoord en tussenwerpsel

Slide 1 - Tekstslide

Telwoord
Geven een aantal of een plaats in een reeks aan.
Onderscheidt: 
1. Bepaalde hoofdtelwoorden; zoals een, twee, drie 
2. Onbepaalde hoofdtelwoorden; zoals enkele, sommige, verschillende, verscheidene, alle, veel, wat, weinig, genoeg, etc.
3. Bepaalde rangtelwoorden; zoals eerste, tweede, derde
4. Onbepaalde rangtelwoorden; laatste, middelste, zoveelste, 

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeelden van telwoorden
1. Die acht voor Nederlands staat goed. -> Bepaalde hoofdtelwoorden. 
2. Van alle mogelijkheden lijkt de laatste mij heel geschikt. -> onbepaald rangtelwoord. 

Slide 3 - Tekstslide

 Bijzonderheden
- Bepaalde hoofdtelwoorden: beide(n) behoort hier ook toe. 

- Rangtelwoorden kan je herkennen aan de slotlettergrepen -de -ste 
- Telwoorden kunnen ook als zelfstandignaamwoorden gebruikt worden. 

Slide 4 - Tekstslide

Welk soort telwoord?
Tijdens de cultuurweb voorstelling zijn er vier leeraren in slaap gevallen.
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Bepaald rangtelwoord
C
Onbepaald hoofdtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord

Slide 5 - Quizvraag

Welk soort telwoord?
Dit cijfer is mijn zoveelste onvoldoende voor Nederlands.
A
Bepaald hoofdtelwoord
B
Bepaald rangtelwoord
C
Onbepaald hoofdtelwoord
D
Onbepaald rangtelwoord

Slide 6 - Quizvraag

Bijwoord
Woorden die opzich zelf een bijwoordelijke bepaling kunnen vormen en geen bijvoegelijk naamwoord zijn. 
- Er zijn veel soorten, we behandelen er 5. 

Slide 7 - Tekstslide

Soorten bijwoorden
1.  Bijwoorden die iets zeggen over een bijvoegelijk naamwoord. 
->Bijvoorbeeld erg handig
2. Bijwoorden die iets zeggen over een ander bijwoord. 
-> Bijvoorbeeld heel hard gevallen
3. Bijwoorden die iets zeggen van een werkwoord. 
-> Bijvoorbeeld schildert mooi
4. Bijwoorden die een plaats of een richting aanduiden of daarnaar vragen.
->Bijvoorbeeld hiernaast staat 
5. Bijwoorden die een tijd aanduiden of er naar vragen.
->Bijvoorbeeld wanneer gaan we 

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord is het bijwoord?
Dat vind ik een heel erg mooie film.

Slide 9 - Open vraag

Welk woord is het bijwoord?
Zij heeft gisteren als avond eten pannenkoeken gegeten.

Slide 10 - Open vraag

Welk woord is het bijwoord?
Dat is bijzonder vriendelijk van u.

Slide 11 - Open vraag

Tussenwerpsel
Woorden die voor, in of achter de zin zijn geplaatst. 
-> Bijvoorbeeld om de aandacht ergens op te vestigen 
-> Een klank na te bootsen
-> Of een gevoel tot uitdrukking te brengen

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden 
1. Jij zou dat toch doen hè? 
2.Ach, ik weet het ook niet meer. 

Slide 13 - Tekstslide