§1.2 Absolutisme: alle macht voor de koning

tijdvak 6: Regenten & Vorsten 
1600 - 1700 (17e eeuw)
Absolutisme: alle macht voor de koning
In deze les kun je 9 punten verdienen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

tijdvak 6: Regenten & Vorsten 
1600 - 1700 (17e eeuw)
Absolutisme: alle macht voor de koning
In deze les kun je 9 punten verdienen.

Slide 1 - Tekstslide

Tijdvak 6: 
Regenten & Vorsten (1600-1700)

Slide 2 - Tekstslide

Energizer - opdracht:
Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.

Opdracht:
Je gaat zo een filmpje van 3 minuten bekijken.
Na het filmpje typ je uit 1 beschrijvende vraag en 1 verklarende vraag die gaan over het filmpje.

Zet 'm op!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video


Bij het vak geschiedenis heb je 4 soorten onderzoeksvragen.
1. Beschrijvende vragen: gebruik je als meer wilt weten over een situatie of verschijnsel in het verleden.
2. Verklarende vragen: gebruik je als je wilt uitleggen waardoor dingen gebeurd zijn.
3. Vergelijkende vragen: gebruik je als je overeenkomsten en verschillen van een situatie of verschijnsel wilt weten.
4. Waarderende vragen: gebruik je om te onderzoeken wat jij ergens van vindt.
Zet de cijfers 1 en 2 onder mekaar. Cijfer 1: schrijf op een beschrijvende vraag, en bij cijfer 2 een verklarende vraag die over het filmpje gaan:
Hierna: leerdoelen.

Slide 5 - Open vraag

Aan het eind:
1. kun je met enkele kenmerken benoemen welke rol het absolutisme speelt in dit tijdvak.

2. weet je op politiek gebied overeenkomsten en verschillen op te noemen tussen Frankrijk, Engeland en de Republiek in de 17e eeuw.

3. Kun je uitleggen in welke stand jij zou willen leven in de periode van Lodewijk XIV.

+ weet je te verwoorden welke rol de personen Jacobus II, Mary II, Willem III en de begrippen mercantillisme, 'L’État c’est moi', Glorious Revolution, hugenoten, Edict van Nantes en La Fonde spelen in dit tijdvak.
Hierna: Clipphanger 'Wie is Lodewijk XIV?' (+ 1 min.)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Absolutisme: een manier om een land te besturen waarbij de koning alle (absolute) macht heeft en alleen nog naar God hoeft te luisteren, dus niet naar het volk.
De bekendste absolute koning/ vorst is Lodewijk IVX (1638-1715) die al als 5-jarige over Frankrijk regeert. Zijn bijnaam is Roi Soleil (de Zonnekoning), net zoals de zon draait alles om Lodewijk IVX.
  • Hoe kan de koning in de 16e eeuw zoveel macht krijgen?    Tot de 16e eeuw had je in de Late Middeleeuwen het feodalisme/ leenstelsel, waarbij de adel een stuk grond te leen krijgt van de koning. Maar de adel is onbetrouwbaar en luistert niet naar de koning. Maar ook steden besturen in de 16e eeuw zichzelf.
Deze situatie wil de koning veranderen!

Maar hoe dan? (zie volgende dia).

Slide 8 - Tekstslide

  • Oplossing wordt centralisatie: regeren een centraal bestuur vanuit één plek met overal dezelfde wetten en een sterke koning aan het hoofd. Gevolg is het ontstaan van een staat/ een land. Niet de adel krijgt een leger, maar de koning zelf. Daarnaast beweert de koning dat hij al zijn (absolute) macht krijgt van God (droit divin - goddelijk recht), waardoor hij de oppermachtige is. Wat houdt dit nog verder in?

  1. De wil van de koning is wet en hij dult geen tegenspraak!! (geen verantwoording naar het volk). Lodewijk XIV zei dan ook: 'L’État c’est moi' (de staat, dat ben ik!')
  2. De adel speelt een veel minder belangrijke rol;
  3. De koning stelt ook ambtenaren aan die hem helpen het land te besturen. Functioneert de ambtenaar niet, dan wordt hij door de koning ontslagen. Vroeger kon de koning de adel niet ontslaan, want deze funtie was erfelijk.                                                                        De ambtenaren helpen met het uitvoeren van het mercanillisme: een (beschermings)systeem waarbij de eigen economie wordt beschermd doordat andere landen veel belasting moeten betalen als zij spullen in jouw land willen verkopen.
  4. De koning richt een beroepsleger met 400.000 soldaten (!!!) op die met belastingen wordt betaald. De 1e stand (geestelijken) en de 2e stand (adel) hoeven geen belasting te betalen, de 3e stand (burgers en boeren) wel. De koning wordt zelf legeraanvoerder.
  5. De koning bepaalt dat er nog maar éen godsdienst is (bv katholieke geloof);
  6. De koning pleegt censuur. Alles wat de koning niet zint, kan hij tegenhouden. Kortom, iemand die kritiek had op de koning, was zijn leven niet zeker! 

Slide 9 - Tekstslide

Drie van landen waar abolutisme (absolute macht voor de koning) is ingevoerd:
1. De Republiek (de Nederlanden) de Spaanse koning Filips II is ook koning van de 'provincie' de Republiek en voert centralisatie in (alle macht in Madrid). De edelen in de Republiek zijn het hiermee oneens en komen in Opstand (80-jarige-oorlog).

2. Engeland: Koning Karel I wil ook absolute macht, maar ook in dit land komt de adel in het Parlement in opstand. Deze oorlog verliest de katholieke Karel I en hij wordt onthoofd. Gevolg is dat Karel I nooit een absoluut vorst wordt.
De latere katolieke koning Jacobus II (1685-1688) is ook niet geliefd bij het Parlement en wordt opgevolgd door de protestante Nederlander stadhouder Willem III en zijn Engelse vrouw Mary II. Deze machtsovername heet ook wel de Glorious Revolution. 

3. Frankrijk: het allerbeste voorbeeld van absolutisme is koning Lodewijk XIV (1638-1715).  Hij zorgt ervoor de belangrijkste adel dichtbij hemzelf in zijn paleis van Versailles (zie achtergrond) is. De koning houdt de adel bezig met feesten en optredens, zodat zij zich niet gaan bemoeien met het besturen of in opstand kwamen. 
In 1598 zorgt het Edict van Nantes voor godsdienstvrijheid in Frankrijk. Lodewijk XIV is zelf fel katholiek en vindt dat iedereen katholiek moet zijn. Daarom verscheurt hij het Edict in 1685, waarna  50.000 hugenoten (protestanten) vluchten naar Nederland.

Slide 10 - Tekstslide

Vrijwel alle landen in Europa hebben een absolute vorst/ koning, behalve Nederland.

Nederland heette toen volledig: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en bestond toen uit zeven gewesten (zeg maar provincies).
De Republiek zoekt een tijd naar een koning, maar kan geen geschikte kandidaat vinden, daarom wordt de Republiek vanaf 1588 bestuurd door regenten: Dit zijn bestuurders van de Republiek en komen uit de rijkste families. De functie van een regent is vaak erfelijk.
Gevolg is het ontstaan van een oligarchie: een kleine groep superrijke families heeft alle macht.
De hoogste regent heet de stadhouder en komt uit het Huis van Oranje-Nassau.

Slide 11 - Tekstslide


Bij het vak geschiedenis heb je twee soorten bronnen, namelijk:
1. Een directe bron (= primaire bron) is een overblijfsel uit de tijd waarin de bron zelf gemaakt of gebruikt is.
Wie de bron heeft achtergelaten is dan van dezelfde tijd als de directe bron (= primaire bron) zelf.
2. Als de maker van de bron niet in dezelfde tijd als de bron leefde of niet aanwezig was bij de gebeurtenis waarover de bron gaat, dan is de bron een indirecte bron (= secundaire bron).
Je ziet op de achtergrond een (deel van een) schilderij van een grote vergadering van regenten uit de Zeven Gewesten in de Ridderzaal in Den Haag (1651), geschilderd door Isings in 1948.
Dit schilderij is een voorbeeld van een...
A
geschreven primaire bron
B
ongeschreven primaire bron
C
geschreven secundaire bron
D
ongeschreven secundaire bron

Slide 12 - Quizvraag

Hierna: filmpje Paleis van Versailles van Lodewijk IVX (14 min.)
Sleep de woorden naar het juiste land:
De Republiek 
(der Zeven Verenigde Nederlanden)
Engeland
Frankrijk
Stadhouder
Oligarchie
Regenten
Lodewijk XIV
Paleis van Versailles
80-jarige oorlog
Karel I
Roi Soleil

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Video


Twee uitspraken:
1. Lodewijk XIV is geboren in 1638, dus in de 16e eeuw / 17e eeuw.

2. "In de jeugd van Lodewijk XIV was er een opstand (La Fronde, 1648-1653) van de adel die meer macht wilde." Deze zin is een mening (subjectief) / een feit (objectief)
A
1. 16e eeuw, 2. subjectief
B
1. 16e eeuw, 2. objectief
C
1. 17e eeuw, 2. subjectief
D
1. 17e eeuw, 2. objectief

Slide 15 - Quizvraag

Twee uitspraken over het Paleis van Versailles:
1. Een belangrijk kenmerk van het paleis van Versailles is dat het paleis géén gangen is.

2. Verder waren in het Paleis van Versailles aanwezig 700 kamers, 500 spiegels en in de tuinen zijn 200.000 bijzondere bomen gepland.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 16 - Quizvraag


Uitspraak 1: De hofartsen op het paleis van Versailles vertellen dat je ziek kan worden als je een bad neemt.' Deze zin is gebaseerd op op de wetenschap / een mythe (verzinsel)

Uitspraak 2: Koning Lodewijk XIV heeft heel veel macht. Een oorzaak/ gevolg hiervan is dat het gewone volk gelooft in het droit divin (goddelijk recht).
A
1. de wetenschap, 2. oorzaak
B
1. de wetenschap, 2. gevolg
C
1. een mythe (verzinsel), 2. oorzaak
D
1. een mythe (verzinsel), 2. gevolg

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Twee uitspraken:
1. Koning Lodewijk XIV heeft ooit / nooit de Republiek aangevallen.

2. Alleen de 1e stand en de 2e stand moeten in de tijd van koning Lodewijk XIV belasting betalen.
A
1. ooit, 2. juist
B
1. ooit, 2. onjuist
C
1. nooit, 2. juist
D
2. nooit, 2. onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Hiernaast zie je Jean-Baptiste Colbert.
Hij is voor koning Lodewijk XIV een belangrijke minister.

Colbert is de minister van...
A
Minister van Onderwijs
B
Minister van Algemene Zaken
C
Minister van Financiën
D
Minister van Buitenlandse Zaken

Slide 20 - Quizvraag


Jean-Baptiste Colbert heeft als minister van Financiën als belangrijkste taak de schatkist (staatskas) te vullen.

Wat wordt niet uit de schatkist betaald?
A
Oorlogen tegen andere landen
B
De inrichtingen en de uitbreidingen van het Paleis van Versailles
C
De feesten voor de hoogste adel op het Paleis van Versailles
D
Genoeg eten en drinken voor het gewone volk (vooral tijdens hongersnoden)

Slide 21 - Quizvraag


Twee uitspraken:
 
1. De schatkist wordt gevuld door belastingen. Alleen de 3e stand moet belasting betalen. Een bewust / onbewust gevolg is dat de 3e stand regelmatig in opstand komt.

2. Hiernaast zie je een schilderij van Lodewijk XIV uit 1701, gemaakt met olieverf op doek. Dit is een voorbeeld van een primaire bron / secundaire bron. 
A
1. bewust, 2. primaire bron
B
1. bewust, 2. secundaire bron
C
1. onbewust, 2. primaire bron.
D
1. onbewust, 2. secundaire bron.

Slide 22 - Quizvraag

Sleep de volgende gebeurtenissen uit het leven van koning Lodewijk XIV naar de juiste plek (van vroeger naar later):
Hierna: Vraag: "In welke stand zou jij willen leven in de tijd van Lodewijk XIV?
Lodewijk XIV wordt koning van Frankrijk.
Een mythe vertelt dat de laatste woorden van Lodewijk XIV zijn: 'Dacht je dat ik onsterfelijk was'?
Lodewijk XIV voert oorlog met de Republiek (ook wel de Hollandse Oorlog 1672-1678)
Een groot ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV wordt in de stad Montpellier in 1718 ingehuldigd.

Slide 23 - Sleepvraag


De samenleving in de 17e eeuw kent een standenmaatschappij.
Stel, jij kan met een teletijdmachine terug naar de 17e eeuw. 
In welke stand (1e stand, 2e stand, of 3e stand) zou jij dan willen leven? 
Bedenk voor jezelf ook een argument/ een toelichting.

De oorsprong van de mens kun je vanuit diverse standpunten (= meningenbekijken.
Wat is jouw standpunt (= mening)?

Volgende dia: filmpje 'Hoe is de eerste mens onstaan? (+7 min)
Hierna: met 3D- bril naar Paleis van Versailles
1e stand
2e stand
3e stand

Slide 24 - Poll

Ga met je mobiel naar Youtube en typ in: 
'VERSAILLES 360° ( 4K ULTRA HD )'.

Filmpje duurt 30 minuten.
Linkje filmpje

Slide 25 - Tekstslide