Schrijfvaardigheid

Interpunctie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Interpunctie

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik leg in eigen woorden uit wat interpunctie is;
  • Ik schrijf een stuk tekst met correcte interpunctie;
  • Ik zie het belang in van goede interpunctie, en begrijp hoe het de betekenis van tekst beïnvloed.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom?
Door verzorgd met je taal om te gaan, geef jij een belangrijk signaal af: jij hecht waarde aan de presentatie van de boodschap.

Hoe?
Door onze taal en de taalregels onder de loep te nemen, leer je het belang in te zien.


Wat?
Je krijgt instructie en oefeningen en je denkt na over taalkwesties.

Slide 3 - Tekstslide

Interpunctie

Slide 4 - Woordweb

Waarom interpunctie 
belangrijk is

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Betekenisverschil?
  • Let's eat grandma!
  • Let's eat, grandma!

Slide 7 - Tekstslide

Wat staat hier?
De meester zei Pietje is een monster


Slide 8 - Tekstslide

Wat staat hier?
De meester zei: "Pietje is een monster."


Slide 9 - Tekstslide

Wat staat hier?
"De meester," zei Pietje, "is een monster."


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

'Hans zei Grietje zal ik met dit mooie weer mijn rokje aan doen?' (Herman Finkers)

Leg aan de hand van dit citaat uit waarom interpunctie heel belangrijk is in onze taal.

Slide 12 - Woordweb

komma (,)
Als ik naar school ga pak ik de fiets. 

Slide 13 - Tekstslide

komma (,)
Als ik naar school ga pak ik de fiets.
Als ik naar school ga, pak ik de fiets.
(1) Tussen twee persoonsvormen

Slide 14 - Tekstslide

komma (,)
(1) Tussen twee persoonsvormen 
(2) Tussen delen van een opsomming
We hebben chips, chocola, cola en frisdrank gekocht. 

Slide 15 - Tekstslide

komma (,)
(1) Tussen twee persoonsvormen
(2) Tussen delen van een opsomming
(3) Voor een aantal voegwoorden
LessonUp is een handig programma, maar het is soms nog wel een beetje zoeken. 

Slide 16 - Tekstslide

komma (,)
(1) Tussen twee persoonsvormen
(2) Tussen delen van een opsomming
(3) Voor een aantal voegwoorden
(4) Na een uitroep 
, weet je wel dat we alweer twee maanden thuis zitten?

Slide 17 - Tekstslide

komma (,)
(1) Tussen twee persoonsvormen
(2) Tussen delen van een opsomming
(3) Voor een aantal voegwoorden
(4) Na een uitroep 
(5) Na een bijstelling 
Meneer Peters, voorzitter van de ouderraad, heeft een grote bijdrage geleverd. 

Slide 18 - Tekstslide

komma (,)
(1) Tussen twee persoonsvormen
(2) Tussen delen van een opsomming
(3) Voor een aantal voegwoorden
(4) Na een uitroep
(5) Na een bijstelling 
(6) Na een aantal signaalwoorden aan het begin van de zin 
Kortom, morgen gaan we op vakantie. 
Echter, we hebben nog geen ticket. 

Slide 19 - Tekstslide

dubbele punt (:)
De patiënt redt het niet het donorhart invriezen dus

Slide 20 - Tekstslide

dubbele punt (:)
De patiënt redt het: niet het donorhart invriezen dus!
De patiënt redt het niet: het donorhart invriezen dus!

Slide 21 - Tekstslide

dubbele punt (:)
1) Voor een toelichting of verklaring
Vingerafdrukken worden als uniek beschouwd: zelfs verschillende vingers van dezelfde hand zijn niet gelijk.

Slide 22 - Tekstslide

dubbele punt (:)
1) Voor een toelichting of verklaring
2) voor een opsomming
De volgende leerlingen moeten nablijven: Daniël, Demi, Anouk en Annelin.

Slide 23 - Tekstslide

dubbele punt (:)
1) Voor een toelichting of verklaring
2) voor een opsomming
3) Voor een citaat
De docent zei: "Maak je huiswerk en stel de juiste vragen, dan hoef je amper te leren voor de toets."

Slide 24 - Tekstslide

Welke regels ken je al?
Sleep de regel naar het leesteken
Sleepvraag maken -->

Slide 25 - Tekstslide

tekstvormen
dubbele punt
Aanhalingstekens
Komma
puntkomma
om aan te geven dat je het woord en niet de betekenis van het woord bedoelt.
Voor een voegwoord als 'maar', 'omdat', 'want' en 'daarom'.
Voor een opsomming die aangekondigd is
Tussen twee zinnen die bij elkaar horen.
Voor een citaat.
Om aan te geven dat iets gezegd wordt.

Slide 26 - Sleepvraag