TEGENWOORDIGE TIJD
Voorzetsel staat achteraan in de zin:
opbellen:
Ik bel mijn moeder op.
terugkomen:
We komen om 6 uur terug.
VOLTOOIDE TIJD
In het midden van het woord staat: 'ge'.
opbellen:
Ik heb mijn moeder opgebeld.
terugkomen:
We zijn om 6 uur teruggekomen.