TC A2 Thema 6.8 Formulier uitzendbureau en scheidbare werkwoorden in de voltooide tijd

Thema 6.8 Formulier uitzendbureau
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Thema 6.8 Formulier uitzendbureau

Slide 1 - Tekstslide

28 november 2025

Thema 6.8 Formulier uitzendbureau + werkbladen 

Herhaling scheidbare werkwoorden 6.7

Werken uit het boek





Slide 2 - Tekstslide

6.8 Formulier uitzendbureau
Woordenlijst
Leestekst

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Herhaling

Slide 5 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden
  • Wat zijn scheidbare werkwoorden? 

 

Slide 6 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden
                                voorvoegsel  + werkwoord
  1. opbellen                                                                op  +  bellen
  2. voorzeggen                                                     voor  +  zeggen
  3. nakijken                                                                na  +  kijken
  4. tegenkomen                                               tegen  +  komen

Slide 7 - Tekstslide

Woordaccent
Bij een scheidbaar werkwoord ligt het woordaccent op de eerste lettergreep. Luister maar:

uitdelen
klaarzetten
vastmaken
doorrijden

Slide 8 - Tekstslide

Nog een voorbeeld: aantrekken
hele werkwoord:  aantrekken
                                     aan - trekken

 Ik trek de schoen aan.
Jij trekt de schoen aan.   

enz.....

Slide 9 - Tekstslide

Vormen van het voltooid deelwoord
Hulpwerk-woord
voltooid
deelwoord
zwakke werkwoorden
ik
heb
gewerkt
ge+ik-vorm+ t of d
ik
heb
gewoond
sterke werkwoorden
ik
heb
gelopen
ge+ik-vorm+en 
en soms andere klinker
ik
heb
gekregen
onregelmatige ww
ik
heb
gegeten
leerwoorden
ik 
ben
geweest
'T   K F S CH P

Slide 10 - Tekstslide

De voltooide tijd met een scheidbaar werkwoord: ge tussen scheidbaar werkwoord
 (schoonmaken)
  • Hij heeft de kamer schoongemaakt.  
 (afwassen)  
  • Zij heeft afgewassen.    
 (weggaan)                                      
  • Hij is om 08.00 uur weggegaan.          



Slide 11 - Tekstslide

           TEGENWOORDIGE TIJD

Voorzetsel staat achteraan in de zin:

opbellen:
Ik bel mijn moeder op.


terugkomen:
We komen om 6 uur terug.
                  VOLTOOIDE TIJD

In het midden van het woord staat:                                        'ge'.

opbellen:
Ik heb mijn moeder opgebeld.

terugkomen:
We zijn om 6 uur teruggekomen.

Slide 12 - Tekstslide

Noem 3 scheidbare
werkwoorden

Slide 13 - Woordweb

Scheidbare werkwoorden in de hoofdzin

Slide 14 - Tekstslide

Wat is goed?

afwassen
A
Jullie wassen de borden af.
B
Jullie afwassen de borden.
C
Jullie wassen af de borden.
D
Jullie afwas de borden.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is goed?

opendoen
A
Jij doen de deur open.
B
Jij doet de deur open.
C
Jij doet open de deur.
D
Jij opendoet de deur.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed?

opstaan
A
Ik opsta altijd vroeg.
B
Wij opstaan altijd vroeg.
C
Zij staan altijd vroeg op.
D
Hij staan op altijd vroeg.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed?

weggooien
A
Hij weggooit de bal.
B
Zij gooit de bal weg.
C
Wij weggooien de bal.
D
Ik gooi weg de bal .

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed?

uitdoen
A
Wij uitdoen de verwarming.
B
Zij uitdoet de verwarming.
C
Jullie doet de verwarming uit.
D
Wij doen de verwarming uit.

Slide 19 - Quizvraag

Scheidbare werkwoorden in de voltooide tijd

Slide 20 - Tekstslide

Vul het voltooid deelwoord in:

Heb jij de oefening al ... (afmaken)

Slide 21 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord in:

Heeft Peter je al ...? (terugbellen)

Slide 22 - Open vraag

Maak de voltooide tijd:

De studenten ..... de man.......... (uitlachen)

Slide 23 - Open vraag

Maak de voltooide tijd:

...........je het bericht ..............? (doorgeven)

Slide 24 - Open vraag

Maak de voltooide tijd:

Hij ......... de koekjes ............. (opeten)

Slide 25 - Open vraag

Maak een goede zin in de voltooide tijd met deze woorden:

De jongen-het boek-uitlezen

Slide 26 - Open vraag

Maak een goede zin in de voltooide tijd met deze woorden:

Mijn moeder - de school - opbellen

Slide 27 - Open vraag

Maak een goede zin in de voltooide tijd met de woorden:

de cursisten-de oefeningen-afmaken

Slide 28 - Open vraag

Zet de zinnen in de voltooide tijd:

1. De docent vult de lijst aan. (aanvullen)
2. Ik ruim het huis op. (opruimen)
3. Jullie maken de oefening na. (namaken)

Slide 29 - Open vraag

Zet de zinnen in de voltooide tijd:

1. Hij staat op om 07.00 uur. (opstaan)
2. Wij melden ons aan voor de cursus. (aanmelden)
3. De docent deelt de oefeningen uit . (uitdelen)

Slide 30 - Open vraag

Maak met deze werkwoorden zinnen in de voltooide tijd:

1. opschrijven
2. klaarzetten
3. afzeggen

Slide 31 - Open vraag

Bedenk drie zinnen in de voltooide tijd.

Gebruik een scheidbaar werkwoord.



Bedenk drie hoofdzinnen met één werkwoord. Het werkwoord is scheidbaar.

Slide 32 - Open vraag

Ik begrijp de les.
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll