9.5 F en Z- hoeken

F- en Z-hoeken
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

F- en Z-hoeken

Slide 1 - Tekstslide

hoe noem je dit figuur?
A
parallellogram
B
ruit
C
trapezium
D
vlieger

Slide 2 - Quizvraag

hoe noem je dit figuur?
A
parallellogram
B
ruit
C
trapezium
D
vlieger

Slide 3 - Quizvraag

belangrijk!
voor F/Z-hoeken heb je 2 evenwijdige lijnen nodig

Slide 4 - Tekstslide

Z-hoeken

Slide 5 - Tekstslide

z-hoeken
de Z hoeft geen scherpe hoeken te hebben, en het mag ook een Z in spiegelbeeld zijn 

Slide 6 - Tekstslide

F - hoeken

Slide 7 - Tekstslide

F-hoeken
ook bij F-hoeken mag de F op zijn kop of in spiegelbeeld zien.

Slide 8 - Tekstslide

voorbeeld
welke Z-hoek hoort bij D2?
welke F-hoek hoort bij A2?
welke Z-hoek hoort bij A1?
welke F-hoek hoort bij D4?

Slide 9 - Tekstslide

voorbeeld
welke Z-hoek hoort bij D2? C1
welke F-hoek hoort bij A2?
welke Z-hoek hoort bij A1?
welke F-hoek hoort bij D4?

Slide 10 - Tekstslide

voorbeeld
welke Z-hoek hoort bij D2? C1
welke F-hoek hoort bij A2? B1
welke Z-hoek hoort bij A1?
welke F-hoek hoort bij D4?

Slide 11 - Tekstslide

voorbeeld
welke Z-hoek hoort bij D2? C1
welke F-hoek hoort bij A2? B1
welke Z-hoek hoort bij A1? B2
welke F-hoek hoort bij D4

Slide 12 - Tekstslide

voorbeeld
welke Z-hoek hoort bij D2? C1
welke F-hoek hoort bij A2? B1
welke Z-hoek hoort bij A1? B2
welke F-hoek hoort bij D4? C1

Slide 13 - Tekstslide

testopgave

Slide 14 - Tekstslide

Waarom zijn hoek D1 en hoek B even groot?
A
Het zijn Z-hoeken.
B
Het zijn F-hoeken
C
Het zijn gestrekte hoeken.
D
Ze zitten in een driehoek.

Slide 15 - Quizvraag

Welke regel gebruik je om hoek T1 te berekenen?
A
hoekensom driehoek
B
gestrekte hoek
C
F-hoeken
D
overstaande hoeken

Slide 16 - Quizvraag

In de tekening zie je lijnen met zes hoekpunten.
De lijnen l en m zijn evenwijdig. Driehoek DBE is een gelijkzijdige driehoek.

Schrijf een hoek op die even groot is als hoek A2, omdat ze samen een F-figuur vormen.
A
F2
B
F4
C
D2
D
B1

Slide 17 - Quizvraag

Maak de opdrachten met berekening eerst zelf in je schrift
Je vindt het antwoord door op het rondje rechtboven te klikken 
Hoek Q1 = 66 :2 = 33
Hoek S1 = 180 - 33 - 54 = 93

Hoek S2 = Hoek Q1 (Z Hoek) = 33
1

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk
Maken opgaven: 
65, 66, 68, 71, 72
Extra:
 79, 80

Slide 19 - Tekstslide