Argumenteren les 2: argumentatiestructuren

Leerdoelen
  • Je leert wat argumentatiestructuren zijn.
  • Je weet dat er vier verschillende structuren zijn.
  • Je kunt argumentaties in argumentatiestructuren zetten.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Je leert wat argumentatiestructuren zijn.
  • Je weet dat er vier verschillende structuren zijn.
  • Je kunt argumentaties in argumentatiestructuren zetten.

Slide 1 - Tekstslide

Standpunt of argument?
Even samen in de Kwizmode van Kwizl.

Slide 2 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 3 - Tekstslide

Knippen maar
Knip eerst de strookjes van de eerste tabel los. Knip ook de maar en dus los.
Wacht steeds met verder knippen tot de docent dit aangeeft.

Slide 4 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Sociale media hebben een negatieve invloed op jongeren.
Jongeren kunnen minder goed slapen door sociale media.
DUS
WANT

Slide 5 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Jongeren moeten bewuster omgaan met sociale media.
Sociale media beïnvloeden het zelfbeeld van de jongeren.
Jongeren zien vooral perfecte beelden van anderen.
DUS
DUS
WANT
WANT

Slide 6 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie (ook 'ketenargumentatie') 
Je geeft niet alleen het argument, maar vertelt ook nog waarom dat argument klopt: een argument voor een argument (Je noemt dit een subargument of een onderbouwing). 
Dit schema wordt vaak verwerkt in een alinea of een zin. 

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Sociale media hebben meerdere nadelen voor jongeren.
Jongeren besteden te veel tijd aan sociale media, wat ten koste gaat van sport of school.
Jongeren worden onzeker door de constante vergelijking met anderen.
WANT
DUS

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Je gebruikt meerdere argumenten om één standpunt te onderbouwen. Maar hoe die argumenten samenhangen, bepaalt of het afhankelijk of onafhankelijk is.


Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikkend afhankelijk
De argumenten horen bij elkaar en versterken elkaar alleen samen. Ze vormen samen één redenering. Als je er één weghaalt, is de argumentatie minder sterk of valt uit elkaar.

Voorbeeld:
Standpunt: Ik moet op tijd naar bed.
– Want ik moet morgen vroeg op.
– En ik heb een belangrijke toets.

 Beide argumenten samen maken duidelijk waarom het belangrijk is. Ze zijn afhankelijk van elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

Nevenschikkend onafhankelijk
De argumenten staan los van elkaar. Elk argument kan zelfstandig het standpunt ondersteunen. Als je één argument weghaalt, blijft het andere gewoon overeind.

Voorbeeld:

Standpunt: We moeten niet naar dat feest gaan.
– Het is veel te duur.
– En het is erg ver weg.

➡️ Beide argumenten zijn los van elkaar goed bruikbaar.

Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen: afhankelijk of onafhankelijk?
Standpunt: We moeten dit weekend echt leren voor het examen.
– Het examen is maandag al.
– En we hebben de stof nog nauwelijks herhaald.

Standpunt: De presentatie moet uitgesteld worden.
– Omdat we onze taken nog niet verdeeld hebben.
– En niemand weet precies wat het onderwerp inhoudt.

Standpunt: Ik neem liever een appel dan een chocoladereep.
– Een appel is gezonder.
– En ik heb vanmorgen al iets zoets gegeten.


Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden
Standpunt: We moeten dit weekend echt leren voor het examen.
– Het examen is maandag al.
– En we hebben de stof nog nauwelijks herhaald.
Afhankelijk: Samen geven ze een tijdsdruk + onvoldoende voorbereiding aan: pas samen echt overtuigend.

Standpunt: De presentatie moet uitgesteld worden.
– Omdat we onze taken nog niet verdeeld hebben.
– En niemand weet precies wat het onderwerp inhoudt.
Afhankelijk: Beide horen bij elkaar om duidelijk te maken waarom uitstel nodig is.

Standpunt: Ik neem liever een appel dan een chocoladereep.
– Een appel is gezonder.
– En ik heb vanmorgen al iets zoets gegeten.
Onafhankelijk: Gezondheid én al iets zoets gehad zijn los van elkaar geldige argumenten.



Slide 13 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie (beide argumenten zijn nodig om het standpunt te ondersteunen).

Jongeren moeten hun gebruik van sociale media beperken.
Het schaadt de concentratie van de jongeren.
Een slechtere concentratie leidt tot mindere schoolprestaties.
WANT
DUS

Slide 14 - Tekstslide

Verschil onderschikking en nevenschikking afhankelijk
Verschil tussen onderschikking en nevenschikking afhankelijk
Onderschikkende argumentatie
Er is één hoofdargument met daaronder een subargument.

Het subargument onderbouwt het hoofdargument.

Vaak herkenbaar aan signaalwoorden als:
omdat, want, aangezien, doordat, namelijk

🧠 Voorbeeld:
Standpunt: Energiedrankjes zijn slecht voor je.
– Ze bevatten veel cafeïne.
– Want cafeïne verstoort je slaapritme.

➡️ “Cafeïne verstoort je slaap” ondersteunt het argument dat energiedrankjes slecht zijn.
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie
Er zijn twee of meer argumenten die samen één reden vormen.

De argumenten zijn alleen samen overtuigend.

Signaalwoorden die vaak voorkomen:
en, bovendien, daarnaast (maar: let op inhoud!)

🧠 Voorbeeld:
Standpunt: We moeten eerder beginnen met leren.
– De stof is moeilijk.
– En we hebben weinig tijd.

➡️ Beide argumenten samen onderbouwen het standpunt. Apart zijn ze niet overtuigend genoeg.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Sociale media hebben een grote invloed op jongeren.
Jongeren kunnen via sociale media nieuwe vrienden maken.
Jongeren slapen slechter door schermgebruik vlak voor het slapengaan.
Jongeren raken snel afgeleid tijdens het studeren.
Het is eenvoudig om contact te leggen met leeftijdsgenoten met dezelfde interesses.
Meldingen onderbreken de aandacht van de jongeren steeds.
WANT
DUS

Slide 17 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
  • Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt (afhankelijk en onafhankelijk).  
                Afhankelijk = samenwerken (als een team, samen sterk).
                Onafhankelijk = elk op zichzelf sterk (los van elkaar overtuigend).
  • Onder- en nevenschikkende argumentatie/ nevenschikkende (on)afhankelijke ketenargumentatie= combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Strookjesopdracht

Slide 20 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Standpunt: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Schrijf de argumentatiestructuur op:

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 22 - Tekstslide

Zet in een argumentatiestructuur
Standpunt: Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.

a. Jongens en meisjes leiden elkaar af.
b. Jongens en meisjes moeten op verschillende manieren de lesstof gepresenteerd krijgen.
c. Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
d. Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes.
e. Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
f. Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
g. Meisjes willen meer leren dan jongens.
h. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.
i. Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.
Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
Jongens en meisjes leiden elkaar af.
Jongens en meisjes moeten op een verschillende manier de lesstof gepresenteerd krijgen.
Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
Jongens willen meer doen met hun handen dan meisjes.
Meisjes willen meer leren dan jongens.
Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.
Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.
Tip: Als......, dan ......

Slide 24 - Tekstslide

Lees de tekst en vul de structuur in

Slide 25 - Tekstslide

Lees de tekst en vul de structuur in
D
A
B
C
H
E
G
F
I
J
K
L

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link