Een lange zin korter maken

Een lange zin korter maken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Een lange zin korter maken

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Je gaat oefenen hoe je een lange zin korter maakt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke stukjes van een zin blijven staan als je hem korter maakt?
Vul twee antwoorden in
A
Het bijvoeglijk naamwoord
B
Het waar-deel
C
Het werkwoord
D
Het wie-deel

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Hij pakt zijn zwemspullen uit de kast.
A
zijn zwemspullen
B
hij
C
uit de kast
D
pakt

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het wie deel in deze zin?
Hij pakt zijn zwemspullen uit de kast.
A
zijn zwemspullen
B
hij
C
uit de kast
D
pakt

Slide 6 - Quizvraag

Maak de zin korter.
Hij pakt zijn zwemspullen uit de kast

Slide 7 - Open vraag

Wat is het wie-deel in deze zin?
Bruine Bles kijkt met haar mooie, lieve ogen.

Slide 8 - Open vraag

De dikke hamster groeit uit zijn kooi. Wat is het wie-deel in deze zin?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
De dikke hamster groeit uit zijn kooi.

Slide 10 - Open vraag

Maak deze zin korter
De dikke hamster groeit uit zijn kooi

Slide 11 - Open vraag

Maak de zin korter, gebruik alleen het wie-deel en het werkwoord.
Hassan wacht bij het zwembad.

Slide 12 - Open vraag