H2.3 De aantrekkelijke stad

H2.3 De aantrekkelijke stad
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H2.3 De aantrekkelijke stad

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les


- Je weet het verschil tussen soorten steden.
- Je kunt de verstedelijkingsgraad in verschillende soorten landen beschrijven en verklaren.
- Je begrijpt waarom een gunstige ligging en een stedelijk netwerk belangrijk zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1: Een stad heeft vier kenmerken. Welke hoort er niet bij?
A
Bepaald aantal mensen
B
Weinig gebouwen op een groot gebied
C
Beroepsbevolking in industrie en diensten
D
Veel voorzieningen

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 2: Bekijk de afbeelding.
Steden hebben vaak een gunstige ligging, namelijk:
A
In een gebied met heel veel ruimte
B
Bij water: rivier of kust
C
In laaggelegen gebieden
D
In een gebied met vruchtbare grond

Slide 4 - Quizvraag

Vraag 5: De twee belangrijkste redenen voor urbanisatie zijn:
A
De gezelligheid in een stad
B
Meer ruimte om te wonen
C
Hoog geboortecijfer
D
Hoop op een baan

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
- Je weet wat bewoners, bezoekers en bedrijven zoeken in een stad.
- Je kunt uitleggen waarom bewoners, bezoekers en bedrijven juist voor die ene stad kiezen.
- Je begrijpt hoe steden ervoor zorgen dat zij aantrekkelijk zijn en blijven.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Verzorgingsgebied
Bewoners gebruiken de stad voor van alles: wonen, werken of studeren, of waar je kunt recreëren. Een stad is zo een multifunctionele stad. 

Het biedt voorzieningen, zoals scholen, ziekenhuizen, bioscopen en winkels voor de bewoners zelf en voor de mensen die in de omgeving wonen. Afhankelijk van het soort voorziening is het verzorgingsgebied groter of kleiner.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Citymarketing
Bestuurders van steden willen graag dat mensen een positief beeld hebben van hun stad. Een stad kan door citymarketing uitgroeien tot een ‘sterk merk’ en zo een populaire bestemming worden. 

Bij citymarketing worden de typische kenmerken van een stad benadrukt.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De aantrekkingskracht van steden
Veel mensen verhuizen van het platteland naar de stad. Urbanisatie. 

- Daar is meer werk, zeker voor geschoolde mensen. 
- Veel voorzieningen, zoals goede scholen. 
- Toerisme: De meeste steden proberen zoveel mogelijk toeristen te trekken, omdat ze er geld aan kunnen verdienen. 
- Overlast: toeristen zorgen voor overlast, bijvoorbeeld doordat toeristenwinkels in de plaats komen voor winkels voor bewoners.

Slide 13 - Tekstslide

Voor bedrijven zijn de vestigingsplaatsfactoren van steden vaak gunstig. . 
Zo is een stad als Venetië meer een openluchtmuseum voor toeristen geworden dan een plek om te wonen 

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting
- Je weet wat bewoners, bezoekers en bedrijven zoeken in een stad.
- Je kunt uitleggen waarom bewoners, bezoekers en bedrijven juist voor die ene stad kiezen.
- Je begrijpt hoe steden ervoor zorgen dat zij aantrekkelijk zijn en blijven.

Slide 15 - Tekstslide

Wat maakt een stad het meest aantrekkelijk
A
oude opgeknapte industriële gebouwen
B
nieuwe appartementen
C
doorzonwoningen uit de jaren '80
D
hoogbouw uit de jaren '60

Slide 16 - Quizvraag

Een historische binnenstad vergroot de aantrekkelijkheid van een stad
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Welke plek is aantrekkelijk om en stad te vestigen?
A
Hoog in de bergen
B
Vlak land
C
Vruchtbaar land
D
In de woestijn

Slide 18 - Quizvraag

Welke site is aantrekkelijk om mensen in de stad te laten wonen?
A
Veel scholen
B
Geen winkels
C
Slecht bereikbaar
D
Niet te druk, maar ook niet te rustig

Slide 19 - Quizvraag

Welke Situation is aantrekkelijk om en stad te vestigen?
A
De centrale ligging
B
De stad ligt helemaal in het westen van het land
C
De stad is goed verbonden met andere steden
D
Er zijn slechte wegen naar de stad toe

Slide 20 - Quizvraag

Tegenwoordig is de stad aantrekkelijk voor vooral....
A
jongere mensen
B
oudere mensen

Slide 21 - Quizvraag

Vragen?

Slide 22 - Tekstslide