3.4 Planten

Aan de slag
Je leest blz. 253-254
Onderstreep wat je moeilijk vindt
timer
10:00
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aan de slag
Je leest blz. 253-254
Onderstreep wat je moeilijk vindt
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk
Mavo:
Blz. 196-197
Opdracht 6 en 7
Havo:
Blz. 190-191
Opdracht 5, 6 en 7






Slide 2 - Tekstslide

Planning
  1. Herhaling
  2. Planten
  3. oefenen

Slide 3 - Tekstslide

BS 4 Ordening Planten

Slide 4 - Tekstslide

Weet je nog?

2 hoofdgroepen:

Slide 5 - Tekstslide

De 2 Hoofdgroepen zijn onderverdeeld in Rijken.

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerken van de 7 rijken

Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken bij ordenen
celkern
celwand
bladgroenkorrels

Slide 8 - Tekstslide

deze kreeft heeft een
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 9 - Quizvraag

deze kreeft is
A
veelzijdig symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
niet symmetrisch

Slide 10 - Quizvraag

deze kreeft is
A
een gewervelde
B
een neteldier
C
een geleedpotige
D
een weekdier

Slide 11 - Quizvraag


Wanneer behoort een organisme tot dezelfde soort?
A
als het een populatie is
B
als het zich kan voortplanten
C
als het samen leeft
D
als het zich kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgt

Slide 12 - Quizvraag

Welke groep heeft geen celwand?
A
Bacteriën
B
Schimmels
C
Planten
D
Dieren

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen prokaryoten en eukaryoten?
A
Prokaryoten hebben geen celwand
B
Eukaryoten zijn meercellig
C
Prokaryoten hebben geen celkern
D
Eukaryoten hebben bladgroenkorrels

Slide 14 - Quizvraag

Je kijkt door een microscoop en ziet een cel met een celmembraan. Welke conclusie kun je nu trekken
A
Dit is een cel van een plant of dier
B
Dit is een cel van een schimmel of bacterie
C
Dit is een cel van een plant of schimmel of dier
D
Dit kan een cel van elk organisme zijn

Slide 15 - Quizvraag

Planning
  1. Planten
  2. Opdrachten 

Slide 16 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde kan je
van een plant zeggen of het een sporenplant, zaadplant, vaatplant of groenwier is.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Stam: Vaatplanten
Ze hebben: VATEN voor transport
wortels
stengel
blad

Slide 19 - Tekstslide

Klasse: Zaadplanten
maken zaden
wortels, stengels, bladeren en bloemen

Slide 20 - Tekstslide

Klasse: Sporenplanten
sporen
wortels, stengels, bladeren maar geen bloemen

Slide 21 - Tekstslide

Mossen met sporendoosjes
Varens met sporenhoopjes

Slide 22 - Tekstslide

Sporenplanten
sporenhoopjes
sporendoosjes
varens
Mossen

Slide 23 - Tekstslide

Wieren of algen
leven vooral in water 
algen
stam: groenwieren
hebben bladgroenkorrels
geen wortel, geen stengel

Slide 24 - Tekstslide

Stam: Wieren en algen
  • Geen echte wortels, stengels en bladeren.
  • De meeste soorten wieren leven in het water.
  • Wieren planten zich voort door middel van sporen.
  • Eencellig of meercellig. 

Slide 25 - Tekstslide

Boomalg
(eencellig)
Wieren (algen) kunnen eencellig en meercellig zijn.

Slide 26 - Tekstslide

dit is een
A
zaadplant
B
sporenplant
C
wier
D
alg

Slide 27 - Quizvraag

dit is een
A
zaadplant
B
sporenplant
C
wier
D
alg

Slide 28 - Quizvraag

dit is een
A
zaadplant
B
sporenplant
C
wier
D
alg

Slide 29 - Quizvraag

Zaadplant
Sporenplant

Slide 30 - Sleepvraag

timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide