Scan: examen spreken Nederlands

SCAN
Gesprekken voeren 3F
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
rechtMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

SCAN
Gesprekken voeren 3F

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van de les:

  • weet je wat je moet doen om je goed voor te bereiden
  • weet je wat er van jou wordt verwacht
  • weet je waar je op beoordeeld wordt

Slide 2 - Tekstslide

We gaan in gesprek
  • Met wie? 
  1. Maaike of Chantal (docent scan)
  2. Marjan Hendriks (docent Nederlands)

  • Wanneer? 
    9, 15, 16 en 22 december

  • Hoe lang?
    c.a. 8 minuten

  • Wie beoordeelt?
    de docent Nederlands

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Voorbereiding

  1. Bereid een aantal onderwerpen uit de scan voor (min. 10 min)
  2. Maak aantekeningen op papier (i.p.v. laptop)
  3. Oefen thuis of in de klas het gesprek

Tip: neem de leiding in het gesprek

De aantekeningen mag je meenemen naar het examen

Slide 5 - Tekstslide

Wat wordt er van jou verwacht?
We gaan kijken naar de checklist die jullie per e-mail hebben ontvangen van de docent Nederlands

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Waarop word je beoordeeld?
Een aantal elementen uit het beoordelingsformulier worden nader toegelicht. 

Slide 9 - Tekstslide

1. Opdrachtspecifieke inhoudskenmerken 
  • beroepsmatig van aard (dus redelijk complex of specialistisch)
  • standaardtaal (dus geen dialect)
  • gesprekspartner heeft de rol van     cliënt/opdrachtgever/leidinggevende/collega
  • leiding nemen
  • stelt zich op als professional op zijn vakgebied (juridisch-administratief dienstverlener)

Slide 10 - Tekstslide

2. Beurten nemen en bijdragen aan samenhang
  • de beurt nemen
  • standaardzinnen gebruiken (bijvoorbeeld: ‘Dat is een moeilijk te beantwoorden vraag’) 
  • het gesprek verloopt vloeiend 

Slide 11 - Tekstslide

4.  Afstemming op gesprekspartner(s)
  • juiste taalvariant (formeel of informeel)
  • reageert adequaat op:
  1. de uitingen van de gesprekspartners 
  2. non-verbale signalen
  •  vraagt zo nodig naar meer informatie of naar de bedoeling
  • geeft adequaat informatie n.a.v. en vraag


Slide 12 - Tekstslide

5. Woordgebruik en woordenschat
  • beschikt over een goede woordenschat (gevarieerd)
  • kan variëren in de formulering (volledige afwisselend korte en langere complexe zinnen)


Slide 13 - Tekstslide

6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing 
  • taalfouten zijn echter zeldzaam en/of worden direct gecorrigeerd
  • beheersing van de grammatica
  • spreektempo en articulatie zijn normaal

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide