Spelling pv tegenwoordige tijd

Spelling - Tegenwoordige tijd
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Spelling - Tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Spelling tegenwoordige tijd
Spelling hoofdstuk 7
timer
7:00

Slide 2 - Tekstslide

Controleren huiswerk
Opdracht 10 op blz. 29

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf op wat er fout gespeld is:
"Ik wordt 4 jaar."

Slide 4 - Open vraag

Schrijf op wat er fout gespeld is:
"Ik vind het heel lief van jou, Suske, dat je me naar huis vergezeld."

Slide 5 - Open vraag

In het kort (1)
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Dit zijn de spellingsregels voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt):

1 Ik erbij of jij/je erachter: alleen de ik-vorm

2 Anders in het enkelvoud: ik-vorm + -t

3 In het meervoud: het hele werkwoord


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 8 - Tekstslide

In het kort (2)
Zo ga je na of er een t achter de ik-vorm komt

• Bij de meeste werkwoorden kun je horen of er een -t achter de ik-vorm moet:

ik koop, jij koopt; ik schrijf, hij schrijft; ik studeer, zij studeert.

• Bij werkwoorden op -den hoor je dat niet. Vul dan het werkwoord lopen in.

Ik vin... het niet eerlijk → ik loop het niet eerlijk. Dus: ik vind.

Els vin... hem erg leuk → Els loopt hem erg leuk. Dus: Els vindt.

Het schema werkwoordspelling vind je op bladzijde 236.

Slide 9 - Tekstslide

Tim koopt een nieuwe scooter.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 10 - Quizvraag

De tuinman maaide het gras.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de werkwoordsvormen naar de goede plek. Ze staan allemaal in de tegenwoordige tijd (pv-tt).
IK
JE/JIJ
WIJ 
werken
doet
ga
loop
reist
zeuren
wordt
vind
zijn

Slide 12 - Sleepvraag

Tegenwoordige tijd: Sparen.
Ik ...............

Slide 13 - Open vraag

Tegenwoordige tijd: Maken.
Ik ...............

Slide 14 - Open vraag

Tegenwoordige tijd
betalen
Hij .............. te veel.

Slide 15 - Open vraag

Vul de hij vorm tegenwoordige tijd in van

zuchten

Slide 16 - Open vraag

Vul de tegenwoordige tijd in van: antwoorden

.........................jij?

Slide 17 - Open vraag

Vul de tegenwoordige tijd in van: antwoorden
....... je broer ook nooit op jouw vraag?

Slide 18 - Open vraag

Maken
Spelling Werkwoord 7 op blz. 252
opdracht 1 t/m 5

Slide 19 - Tekstslide