bloedtransfusie

Bloedtransfusie
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bloedtransfusie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12-2-2024
Je gaat vandaag zelfstandig de les bloedtransfusie doornemen.
Aan het einde van deze les krijg je de mogelijkheid om het aan te geven als er onderwerpen zijn waar je nog vragen over hebt.

Je krijgt volgende week een toets over deze lesstof.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jaarlijks ontvangen ongeveer 250.000 Nederlanders een bloedtransfusie

Slide 4 - Tekstslide

afname aantal bloedtransfusies tgv:
  • minder invasieve chirurgische ingrepen (laparoscopisch als het kan)
  • nieuwe richtlijn - effect bloedtransfusie nihil bij HB <6
  • kritischer gekeken naar noodzaak en effect
Alleen als het moet!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van erytrocyten?
Wat is een tekort aan hemoglobine en ijzer? 
Wat is de functie van de witte bloedcellen? 
Wat is de functie van bloedplaatjes? 
Zuurstof vervoeren m.b.v. hemoglobine
Bloedarmoede
Functie in de afweer tegen lichaamsvreemde stoffen
Zorgen ervoor dat het bloed stolt

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Aantal keren bloedgeven ook afhankelijk van bloedgroep (tekort of niet)
Bloed wordt gecontroleerd op oa. Geslachtsziekten-hepatitis.

Plasmadonor: bloed via machine scheiding bloed in cellen en plasma. Cellen worden teruggegeven aan lichaam. Plasma geven mag elke 2 weken. (min. 6x per jaar). Je kunt geen bloeddonor én plasmadonor zijn.

Geen 100% zekerheid virus in donorbloed:
• te weinig virus in het bloed zit om te meten
• een virus is dat we nog niet kennen
• niet voor alle ziekte verwekkers testen voorhanden zijn
Sommige bacteriën groeien langzaam en kunnen heel soms onopgemerkt bij de bloedplaatjes zitten als deze worden toegediend. Met speciale vragen aan de donors kunnen we erachter komen of een donor veel kans heeft op een ziekte met een virus of bacterie. Als dat zo is, nemen we geen bloed bij zo’n donor af

Slide 9 - Tekstslide

Beenmergaandoeningen (bijv. Kahler (multipel myeloom), anemie
Afhankelijk van reden, soort bloedproduct.

De 4-5-6 regel:

Deze regel houdt in dat men een Hb-afkapwaarde van 4,0 mmol/l hanteert voor een bloedtransfusie bij voorheen gezonde personen (ASA-klasse I), een waarde van 6,0 mmol/l voor patiënten met comorbiditeit (ASA-klasse IV) en voor de rest een waarde van 5,0 mmol/l.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Autologe transfusie = voorafgaand aan grote operatie eigen bloed afnemen en dit tijdens/ na de operatie weer terug krijgen
RBC = Rode BloedCellen, EC = Erytrocytenconcentraat, PC = Packed Cells
VP = Vers Plasma
Verschillende soorten bloedproducten kunnen niet worden gemengd

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Tekort bij tumoren, miltproblemen enz.
Stoornis in bloedstolling (bijv. hemofilie)

Slide 14 - Tekstslide

bloedingen bij aangeboren of verworven stollingsstoornissen
trombotische trombocytopenische purpura

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Antistoffen
Je maakt antistoffen tegen de antigenen die je niet kent
A --> antistof B
B --> antistof A
AB --> geen antistof
O --> antistof A en B
-      --> resusantigeen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Resusfactor

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en daarmee je bloedgroep bepaalt.

Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus positief. Dit is het geval bij 85% van de mensen. Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief. Dit is bij de andere 15% van de mensen het geval. 

Of je Rh-positief of Rh-negatief bent, is erfelijk bepaald. In jouw DNA zit één kopie van de rhesusfactor-genen van je moeder en één kopie van je vader. Samen bepaalt dat welke rhesusfactor jij krijgt.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan welke bloedgroep kan O doneren?
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op het celmembraan van rode bloedcellen kunnen zich antigenen bevinden die bepalend zijn voor de bloedgroepen van het AB0-systeem. Wetenschappers zijn erin geslaagd deze antigenen te verwijderen. Bloedcellen zonder die antigenen wil men gebruiken voor bloedtransfusie.
Welke mensen zouden zulke rode bloedcellen kunnen ontvangen zonder dat er samenklontering plaatsvindt?
A
alleen mensen met bloedgroep 0
B
alleen mensen met de bloedgroepen 0 en AB
C
alleen mensen met de bloedgroepen A en B
D
mensen met de bloedgroepen 0, A, B en AB

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke antistoffen tegen de bloedgroepen maakt een persoon met bloedgroep AB?
A
Anti A
B
Anti B
C
Anti A en anti B
D
Geen antistoffen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Bloedtransfusie wordt niet thuis uitgevoerd.
Kruisproef = in lab wordt bloed ontvanger in contact gebracht met bloed donor. Indien geen reactie (bijv. klontering), dan kan bloed gegeven worden. Max 24 uur vóór bloedtransfusie
Positieve kruisproef = geen bloedtransfusie
Kruisproef
Laboratoriumtest: 
  • Bij elkaar voegen van serum van patiënt (ontvanger) met rode bloedcellen van de donor
  • Positieve kruisproef: geen bloedtransfusie

Slide 27 - Tekstslide

Kruisproef: past bloed ontvanger bij het donorbloed door te kijken of er klontering van het bloed plaatsvindt als het bloed wordt samengebracht. Zo ja, dan is de kruisproef positief. Dat wil zeggen dat het donorbloed niet geschikt is. 
Controles voor toediening
  • Kruisproef  
  • Controle pols, bloeddruk en temperatuur: 5–15 minuten voor de transfusie
  • Dubbele controle: controleer bloedproduct met het transfusieformulier en opdracht arts (product/hoeveelheid/toedieningssnelheid)

Slide 28 - Tekstslide

  • Bij ophalen bloed bij het laboratorium 
  • Voor aanhangen bij de patiënt controleer je de gegevens nogmaals met een collega. Je controleert pols, bloeddruk en temperatuur om transfusiereacties te observeren.
Controles bloedproduct
  • Naam en geboortedatum
  • Bloedgroep
  • Kruisproef (moet negatief zijn)
  • Conditie zak
  • Administratieve gegevens zorgvrager
  • Productnummer bloedproduct
  • Vervaldatum bloedproduct

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

NaCl op driewegkraan dicht = noodlijn, in geval van transfusiereactie; loodrecht op de driewegkraan

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toedieningssnelheid
  • Met behulp van volumetrische pomp: bereken ml/uur
  • Zonder pomp: druppelsnelheid/minuut berekenen
    (1ml = 18 druppels) 
 
  

Slide 32 - Tekstslide

Formule: totaal aantal druppels =
                  totaal aantal minuten

                  aantal ml x 18
                  uren x 60 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Spoelen is nodig om in de lijn geen reactie te krijgen. In het lichaam maakt het niets uit.
Bij reacties zout aansluiten en infuus niet verwijderen ivm vervolgreacties

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwerkingen
  • Overgevoeligheidsreactie (benauwdheid, koorts, koude rilling, jeuk,       galbulten, rode vlekken)
  • Bloed ‘past’ toch niet helemaal
  • Reacties als gevolg van toediening van veel bloed
  • Stapeling van ijzer
  • Overdracht van infecties

Slide 36 - Tekstslide

  1. Andere bestanddelen dan enkel waarvoor de transfusie wordt toegediend
  2. Lichaam maakt antistoffen tegen bloedcellen die het lichaam niet herkent 
  3. Reactie op de speciale vloeistoffen en op afbraakproducten van het bloed
  4. Bij een teveel aan ijzer kunnen organen beschadigd raken
Transfusie en controles
  • Zak met bloedproduct voorzichtig aanprikken (zak neerleggen en spike met een draaiende beweging insteken)
  • Systeem vullen met bloed
  • Druppelsnelheid instellen
  • Controle pols, bloeddruk en temperatuur 5-15 minuten na de start
Nazorg
  • Infuusslang naspoelen 
  • Infuusslang direct vervangen of binnen 24 uur na beëindiging transfusie
  • Transfusiezak 24 uur bewaren

Slide 37 - Tekstslide

Druppelsnelheid: eerste 10 minuten: niet meer dan 20 ml van het bloedproduct toedienen.

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Heb je vragen naar aanleiding van deze les?!

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een toetsvraag naar aanleiding van deze les en lever deze hier in

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vond je het om zelfstandig deze lesstof door te nemen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van deze les?
Leerzaam
Onnodig
Interessant
Totaal niet interessant
Moeilijke stof
Makkelijke stof

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies