Handel in slaven A1

Handel in slaven
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapISK

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Handel in slaven

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de VOC?
A
Een winkel
B
Een school
C
Een bedrijf

Slide 2 - Quizvraag

Peper
Slavernij

Suikerriet

Slide 3 - Sleepvraag

Waar ging de VOC naartoe?
A
Afrika
B
Azië
C
Amerika

Slide 4 - Quizvraag

Slavernij
Slavenhandel

Slide 5 - Sleepvraag

Wat doet een handelaar?
A
Maakt schoon
B
Bouwt huizen
C
Geeft les
D
Verkoopt producten

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort bij wie?
de planter
de plantage
protest tegen slavernij

Slide 7 - Sleepvraag

Wat kochten de handelaren in Azië?

A
Fietsen
B
Peper
C
Hout

Slide 8 - Quizvraag

Sleep het woord naar het goede plaatje
Boot VOC
Route VOC
kruiden VOC

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is de WIC?

A
Een bedrijf
B
Een school
C
Een winkel

Slide 10 - Quizvraag

VOC
WIC

Slide 11 - Sleepvraag

Wat betekent 'handel'?
A
Eten en drinken
B
Lezen en schrijven
C
Verkopen en kopen

Slide 12 - Quizvraag


'Ik wil vrij zijn.'

'Slavernij moet blijven. Wie moet anders het werk doen?'

'Slaven worden gekocht en verkocht.'

Slide 13 - Sleepvraag

Wat verkochten de handelaren in Europa?
A
Goud
B
Groenten
C
Suiker en thee

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een slaaf?
A
Een rijk persoon
B
Persoon zonder vrijheid
C
Iemand die gedwongen werkt

Slide 15 - Quizvraag

Waar werkten de slaven?
A
In een winkel
B
Op een plantage
C
Op school

Slide 16 - Quizvraag

Waar kwamen de slaven vandaan?

A
Amerika
B
Afrika
C
Azië

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een plantage?

A
Een school
B
Een plek waar planten groeien
C
Een boot

Slide 18 - Quizvraag

Hoe voelden de slaven zich op de boot?
A
Gevangen
B
Vrij
C
Blij

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel slaven zaten er soms in één schip?
A
50
B
100
C
300 of meer

Slide 20 - Quizvraag

Wat gebeurde er in 1863?

A
De oorlog begon
B
De slavernij stopte
C
De VOC startte

Slide 21 - Quizvraag

Wat is zie je?
A
Natuur
B
Boeien
C
Steden
D
Dieren

Slide 22 - Quizvraag

Wat betekent ‘geboeid’?

A
Met kettingen vast
B
Heel blij zijn
C
Goed gekleed

Slide 23 - Quizvraag

Wie verdienden geld aan de slaven?
A
De slaven zelf
B
De bazen van de plantages
C
De handelaren

Slide 24 - Quizvraag

Wie voetballen nu in het Nederlands elftal?

A
Kinderen van slaven uit Afrika
B
Kinderen van koning Willem
C
Kinderen van boeren

Slide 25 - Quizvraag

Combineer de producten met het continent waar ze vandaan kwamen:
Peper
Slaven
Suiker
Azië
Amerika
Afrika

Slide 26 - Sleepvraag