Hoofdstuk 4 Controleren van het bewustzijn en de ademhaling

Hoofdstuk 4 
Controleren van het bewustzijn en de ademhaling
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare school

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4 
Controleren van het bewustzijn en de ademhaling

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vitale organen?
A
Hart, hersenen, longen
B
Hart, huid, nieren
C
Hersenen, lever, nieren
D
Huid, lever, longen

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een storing in een vitaal orgaan is levensbedreigend
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ben je buiten bewustzijn?
A
Iemand reageert niet op aanspreken of een pijnprikkel. De persoon ademt niet.
B
Als je heel erg benauwd bent en niet meer goed kunt praten.
C
Iemand heeft dan een scheve mond, praat verward en heeft een lamme arm
D
Iemand reageert niet op aanspreken of een pijnprikkel. De persoon ademt wel.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ben je zelf wel een buiten bewustzijn geweest?
Ja, geregeld!
Ja, wel een keer!
Nee, niet dat ik weet!
Nee, gelukkig nog nooit!

Slide 5 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Bij bewusteloosheid........


Let op meerdere antwoorden goed
A
Is er sprake van diep bewustzijnsverlies
B
Reageert het slachtoffer op aanraken
C
Laat ik het slachtoffer op zijn rug liggen
D
Vallen de reflexen uit

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij bewustzijn
Buiten bewustzijn
Geleidelijk bewustzijn verliezen
Bewusteloos
Het slachtoffer is niet gericht op zijn omgeving, geeft geen antwoord en voelt slap aan.
Ogen open, kijkt je aan, geeft antwoord.
Slachtoffer wordt steeds suffer, eerst aanspreekbaar, later reageert hij niet meer op de omgeving.
Ligt of zit onderuit gezakt, reageert niet op aanspreken of aanschudden.

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het slachtoffer geleidelijk het bewustzijn verliest dan kan hij in eerste instantie nog aanspreekbaar zijn en uiteindelijk niet meer reageren op zijn omgeving
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het slachtoffer bij bewustzijn is, wordt dit ook wel alert genoemd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet een slachtoffer op de grond liggen.
Wat doe je?

Kies de juiste volgorde.
A
Slachtoffer benaderen, in de stabiele zijligging, alarmeren
B
Slachtoffer benaderen SO benaderen Ademhaling controle 112 bellen
C
Slachtoffer benaderen Bewustzijn controle 112 bellen
D
112 bellen Bewustzijn controle Stabiele zijligging

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies


Je controleert het bewustzijn van het slachtoffer door:
A
het slachtoffer flink te knijpen.
B
niets te vragen en direct 112 te bellen.
C
op afstand te vragen naar zijn naam.
D
voorzichtig aan de schouders te schudden en te zeggen “hallo mevrouw/meneer, hoe gaat het?”

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
STAP 6
STAP 7
Bel 112
VEILIG VOOR MEZELF?
AANSPREKEN / SCHUDDEN
CHECK ELKE MIN. de ademhaling 
VEILIG VOOR SLACHTOFFER?
STABIELE ZIJLIGGING
CONTROLEER ADEMHALING

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Verplaats het slachtoffer bij gevaar
2. controleer het bewustzijn
3. let op gevaar
4. Controleer de ademhaling
5. handel bij levensbedreigend letsel en ziekte
A
1 - 2 - 3 - 5 - 4
B
3 - 1 - 2 - 4 - 5
C
3 - 4 - 2 - 1 - 5
D
1 - 3 - 2 - 4 - 5

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mohammad verslikt zich in een nootje. Zijn vriend probeert hem te laten hoesten, maar dat lukt niet. Wat doe je dan?
A
112 bellen
B
5 stoten op de rug geven
C
5 buikstoten geven
D
water laten drinken

Slide 15 - Quizvraag

Als hoesten niet helpt, geef dan eerst 5 stoten (slaande beweging van onder naar boven tussen de schouderbladen) op de rug. Werkt dat ook niet, dan doe je buikstoten (ook wel bekend als de greep van Heimlich). Als het dan nog steeds niet werkt, dan moet je meteen 112 bellen. 
Een mevrouw in de bioscoop verslikt zich in een stukje popcorn. Wat gebeurd er op het moment dat de vrouw zich verslikt?
A
Op dat moment komt het stukje popcorn in haar luchtpijp
B
Op dat moment komt het stukje popcorn in haar maag
C
Op dat moment komt het stukje popcorn in haar slokdarm
D
Op dat moment komt het stukje popcorn in haar neus

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel keer moet je op iemands rug stoten bij een verslikking
A
3x
B
5x
C
Net zo lang totdat er eruit is
D
2x

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zie je bij een lichte verslikking?
A
slachtoffer hoest
B
slachtoffer grijpt naar de keel
C
slachtoffer stikt
D
slachtoffer wordt wit/bleek

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1.Er is geen verschil tussen een lichte verslikking en een ernstige verslikking.
2. Bij een lichte verslikking kan het slachtoffer nog praten
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Zowel 1 als 2 zijn juist
D
Zowel 1 als 2 zijn onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Er schiet een stukje appel verkeerd, hierdoor is er sprake van een lichte verslikking wat voor een eerste hulp verleen je?
A
Hulp roepen, 112 bellen
B
Aanmoedigen te blijven hoesten
C
5 slagen tussen de schouderbladen geven
D
5 buikstoten geven

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er geen sprake van een ernstige verslikking?
Het slachtoffer.............................
A
is onrustig, in paniek
B
grijpt mogelijk naar de keel
C
huidskleur wordt steeds blauwer
D
Het slachtoffer kan nog ademen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij flauwte is er sprake van:
A
kortdurend bewustzijnsverlies
B
langdurend bewustzijnsverlies

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je een dreigende flauwte bij iemand herkennen?
A
gapen, vlekken zien, zweten, wordt bleek
B
druk, heen en weer lopen, zweten
C
gapen, zweten, veel plassen, dorst
D
druk, veel plassen, dorst, wordt bleek

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wanneer bel je 112 bij een flauwte?
A
als het slachtoffer met een minuut niet bij kennis is
B
als het slachtoffer ook hartkloppingen of pijn op de borst heeft

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke eerste hulp verleen je bij een flauwte?

Let op meerdere
antwoorden goed!
A
Maak knellende kleding los
B
Leg een nat washandje op het hoofd van het slachtoffer
C
Geef het slachtoffer alleen te eten/drinken als hij alert is
D
Laat het slachtoffer 10 minuten liggen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is epilepsie
A
Spierspasme
B
Kortsluiting is de pancreas
C
Aanvallen door kortsluiting in de hersens
D
Spierspanning door zout tekort

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De oorzaak van epilepsie is.....
A
overgewicht
B
verstoring prikkeloverdracht in de hersenen
C
verstoring bewegingsmechanisme
D
slaaptekort

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Controle ademhaling voer ik op de juiste wijze uit door:
A
kijken, luisteren en voelen
B
aanraken, observeren
C
hand op de mond te leggen
D
kijken of de borstkast omhoog komt

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je de greep van heimlich?
A
als iemand zuurstof nodig heeft
B
als iemand stikt
C
als iemand zich verslikt
D
als iemand buikpijn heeft

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je legt iemand in de stabiele zijligging als..
A
Iemand zich niet lekker voelt
B
Iemand geen adem meer haalt
C
Iemand buiten bewustzijn is maar ademhaalt
D
Iemand misselijk is

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom leg je iemand in een stabiele zijligging?
A
om te voorkomen dat de tong voor de luchtpijp zakt
B
om te voorkomen dat iemands hart stopt
C
dan stopt het hart minder snel met pompen
D
om te zorgen dat iemand warm blijft

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is er sprake van een actieve bloeding?
A
Dat de bloeding zojuist is gestopt
B
Dat de bloeding in totaal 5 minuten blijft bloeden
C
Dat de bloeding plaats vind in een bewegend lichaamsdeel
D
Dat de bloeding continue doorgaat

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat actief (ernstig bloedverlies) levensbedreigend kan zijn verleen je eerste hulp door:
A
Desinfecteren, wond afdekken, koelcompres aanbrengen
B
Wond vrij maken, druk uitoefenen, steriel afdekken, wonddrukverband aanleggen
C
Wond afdekken, druk uitoefenen, wonddrukverband aanleggen
D
Druk uitoefenen, hechtpleisters plaatsen, snelverband aanleggen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij veel bloedverlies kan het slachtoffer.......
A
in shock raken
B
zelfstandig naar de ambulance lopen
C
het best in de stabiele zijligging gaan liggen
D
geen druk op de wond uitoefenen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een shock?
A
Er gaat elektrische stroom door het lichaam van het slachtoffer
B
Er stroomt onvoldoende bloed en zuurstof door het lichaam
C
Het slachtoffer is erg geschrokken
D
Het slachtoffer is hyperactief

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bel je 112 als het slachtoffer in shock raakt?
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet een slachtoffer dat in shock raakt er uit?
A
Bleke huid, lage bloeddruk en weinig moeten plassen.
B
Koude huid, lage bloeddruk en een ingevallen gezicht.
C
Koude huid, bleke huid en veel zweten.
D
Weinig moeten plassen, een ingevallen gezicht en veel zweten.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verschijnsel van shock?
A
Misselijkheid
B
Hongerig
C
IJzer tekort

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je doen als je iemand in shock aantreft
A
Laat slachtoffer zitten of liggen
B
Laat het slachtoffer iets eten of drinken
C
Laat het slachtoffer niet eten of drinken
D
Laat het slachtoffer even een stukje lopen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als iemand in shock is mag je hem geen eten of drinken geven. Waarom niet?
A
Dan kan hij niet geopereerd worden
B
Dan wordt hij misselijk
C
Dan gaan de spijsverteringsorganen weer werken en dat moet juist niet
D
Dan gaat het hart sneller kloppen

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt het eerste uit bij een shock?
A
spijsvertering
B
huid
C
spieren
D
hersenen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe beperk je de gevolgen bij shock?

Twee antwoorden goed!
A
laat het slachtoffer liggen, niet praten of eten, controleer het bewustzijn en de ademhaling
B
warm het slachtoffer op, geen het iets te drinken en beoordeel het slachtoffer op ander letsel
C
Laat het slachtoffer niet alleen, beoordeel het slachtoffer op ander letsel, zorg dat je de luchtweg vrijhoudt
D
bel 112, zorg dat je de luchtweg vrijhoudt, zorg dat het slachtoffer niet afkoelt en praat met het slachtoffer

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

EINDE!!

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies