Poëzieanalyse

Begrippen poëzie
Weet je het (nog)? 
Metrum
Jambe
Elisie
Paradox
Litotes
Alliteratie
Assonantie
Rijmschema
Kruisstelling/chiasme
Epenthesis
Genres lyriek/genres toneel

timer
3:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Begrippen poëzie
Weet je het (nog)? 
Metrum
Jambe
Elisie
Paradox
Litotes
Alliteratie
Assonantie
Rijmschema
Kruisstelling/chiasme
Epenthesis
Genres lyriek/genres toneel

timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden
Metrum:  regelmatige afwisseling van beklemtoonde en
onbeklemtoonde lettergrepen

Jambe: zwak – sterk (Hij héeft zijn bóeken láten líggen)

Elisie: uitstoting van lettergrepen ter wille van het metrum (kindren)
Hierbij geldt de volgende vuistregel: als de slotlettergreep van het eerste
woord een sjwa is en als het tweede woord begint met een klinker, dan
wordt de slotlettergreep van het eerste woord geëlideerd. (Voorbeeld:
‘d’ouderdom’).

Slide 2 - Tekstslide

Antwoorden (2)
Paradox: schijnbare tegenstelling
Litotes: het verschijnsel dat je zegt wat je wil zeggen door het
omgekeerde te ontkennen . ( ‘Niet slecht’)
Alliteratie: medeklinkerrijm; alleen de beklemtoonde medeklinkers
rijmen (er barst uit mijn binnenst een bittere zang)
Assonantie: klinkerrijm; alleen de beklemtoonde klinkers rijmen
(gaan – staat). In geval van eindrijm noemt men dit halfrijm

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden (3)
Rijmschema: In het eindrijm zien we vaak een bepaalde volgorde. Veel voorkomende rijmschema's zijn:
* gekruist rijm – abab (regen – damp – wegen – kramp)
* omarmend rijm – abba (regen – damp – kramp – wegen)
* gepaard rijm - aabbcc ( regen – wegen – damp - kramp)
* slagrijm – aaaa (regen – wegen – stegen – verlegen)
 
Kruisstelling/chiasme: de corresponderende woorden staan kruiselings
tegenover elkaar. ( ‘dames en heren, jongens en meisjes’; Snoop Dogg: “With my mind on my money, and my money on my mind”)
 

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden (4)
Epenthesis: inlassing van lettergrepen ter wille van het metrum (volluk, melluk, werruk, verruf)

Genres lyriek: - elegie of klaagzang > gedicht waarin gevoelens van verdriet en wanhoop
worden verwoord bijv. naar aanleiding van de dood van een geliefde.
- ode of lofdicht > gedicht waarin gevoelens van bewondering worden uitgedrukt.
- sonnet > 14-regelig gedicht, meestal bestaande uit twee kwatrijnen (het octaaf) en twee terzetten (het sextet). Het octaaf heeft slechts twee rijmklanken.
- rondeel > een kort gedicht dat maar twee rijmklanken heeft en waarvan
een aantal regels gelijk aan elkaar is. Bij achtregelig rondeel is regel 1 = regel 4 = regel 7 en regel 2 = regel 8.

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden (4)
Genres toneel: 
Bekende toneelgenres zijn: - tragedie of treurspel
                                                           - komedie of blijspel
Het verschil tussen tragedie en komedie:
- tragedie speelt in hogere kringen, telt vijf bedrijven met reien tussen de
bedrijven, vaak eenheid van tijd, plaats en handeling, met de hoofdpersoon loopt het slecht af
- komedie speelt bij de burgerij, telt meestal drie bedrijven, kent happy end

variant:
- klucht > kort en grappig, soms grof toneelstuk

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

'dichter - dochter' is een vorm van
A
assonantie
B
alliteratie
C
rijk rijm
D
volrijm

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welke maatsoort herken je in de dichtregel?

'Merck toch hoe sterck nu in 't werk sich al steld'
A
Jambe
B
trochee
C
anapest
D
dactylus

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

De eerste twee strofen van een sonnet noem je samen een ...
A
septet
B
octaaf
C
sextet
D
terzet

Slide 14 - Quizvraag

'Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag.'

Wat is het rijmschema?
A
omarmend rijm
B
gekruist rijm
C
verspringend rijm
D
slagrijm

Slide 15 - Quizvraag

'Ik droeg nog kleine kleeren, en ik lag
Lang-uit met moeder in de warme hei,
De wolken schoven boven ons voorbij
En moeder vroeg wat 'k in de wolken zag.'

Wat is het metrum?
A
dactylus
B
anapest
C
jambe
D
trochee

Slide 16 - Quizvraag

Sonnet PC Hooft 
- over mythische figuur: de tijdgod (Chronos)
- In een van de verhalen over Chronos wordt hij voorgesteld als vadergod die zijn eigen kinderen opeet.

1) Welke poëticale verschijnselen herken je in het sonnet?
2) Wat is de rol van Chronos in dit gedicht?
3) Waarom is dit gedicht typerend voor de Renaissance?
4) Wat valt je nog meer op?

Slide 17 - Tekstslide

timer
8:00
- over mythische figuur: de tijdgod (Chronos)
- In een van de verhalen over Chronos wordt hij voorgesteld als vadergod die zijn eigen kinderen opeet.

1) Welke poëticale verschijnselen herken je in het sonnet?

2) Wat is de rol van Chronos in dit gedicht?

3) Waarom is dit gedicht typerend voor de Renaissance?

4) Wat valt je nog meer op?

Slide 18 - Tekstslide