A3c H1 stijlfiguren repetitio + enumeratio+climax les 2

timer
10:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Planning komende weken
Week 20 (deze week): H1 woordenschat blz. 26-29
Week 21: H2 woordenschat blz. 58 - 61 +
so fictie 3Pak
Week 22: H4 woordenschat blz. 120 - 123
Week 23: herhaling H1, H2 en H4 woordenschat + proeftoets
Week 24: toetsweek

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan/weet:
  • de stijlfiguren repetitio, enumeratio, opsomming in drieën, drieslag, climax en anticlimax herkennen en begrijpen.

Slide 4 - Tekstslide

Repetitio = herhaling
voorbeeld:
Drommels, drommels
en nog eens drommels!

Slide 5 - Tekstslide

Enumeratio = opsomming
* volledige opsomming; auto's, bussen, treinen, fietsen en vliegtuigen.
* opsomming in drieën; aardappels, vlees en groente.
* drieslag:  een vaste combinatie in drieën -> veni, vidi, vici

Slide 6 - Tekstslide

Climax


Een climax bouwt op naar een hoogtepunt:


groot, groter, grootst

rijk, rijker, rijkst

3, 2, 1,... KaBOOOM!

Anticlimax


Een anticlimax bouwt op naar een hoogtepunt, maar heeft een teleurstellende afloop.


Groot, groter, nog groter, klein

3, 2, 1,... plof


Slide 7 - Tekstslide

Omgekeerde climax
een steeds zwakker wordende reeks;
fantastisch, goed, wel oké

Slide 8 - Tekstslide

Uur na uur gebeurde er niets.
A
anticlimax
B
repetitio
C
enumeratio
D
climax

Slide 9 - Quizvraag

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje
A
drieslag
B
enumeratio
C
climax
D
repetitio

Slide 10 - Quizvraag

Hij voelde zich goed, geweldig, fantastisch toen hij geslaagd was.
A
opsomming in drieën
B
enumeratio
C
repetitio
D
climax

Slide 11 - Quizvraag

Hij dacht een auto te hebben gewonnen, maar het was zelfs geen fiets. Zijn prijs was een zakradiootje.
A
anticlimax
B
drieslag
C
opsomming in drieën
D
enumeratio

Slide 12 - Quizvraag

Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed.
A
repetitio
B
climax
C
drieslag
D
opsomming in drieën

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht
blz. 26-27
Maken opdracht 1 en 2

samen nakijken

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk deze week
H1 woordenschat, blz. 26 t/m 29
maken opdracht 4 en 6

volgende week:
H2 woordenschat blz. 58 t/m 61
maken opdracht 6 en 7

Slide 15 - Tekstslide