herhaling grammatica naamvallen
Welke uitspraak klopt?
A
het lijdend voorwerp krijgt een 3e naamval
B
de 2e naamval is gelijk aan het naamw. deel van het gezegde
C
een tijdsbepaling zonder voorzetsel krijgt een 4e naamval
1 / 11
Onderdelen in deze les
Welke uitspraak klopt?
A
het lijdend voorwerp krijgt een 3e naamval
B
de 2e naamval is gelijk aan het naamw. deel van het gezegde
C
een tijdsbepaling zonder voorzetsel krijgt een 4e naamval
Slide 1 - Quizvraag
Het naamwoordelijk deel van het gezegde is gelijk aan het ...
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 2 - Quizvraag
Welke naamval krijgen de volgende voorzetsels: bei, von, außer?
A
3e
B
4e
C
3e of 4e
Slide 3 - Quizvraag
Geef 3 voorzetsels die een 4e naamval krijgen.
Slide 4 - Open vraag
Hoe schrijf je 'vom' in twee woorden?
Slide 5 - Open vraag
Noem zelf nog twee mogelijke
samentrekkingen.
samentrekkingen.
Slide 6 - Woordweb
'Naar' kun je vertalen met:
nach, zu en in. Wanneer
gebruik je 'nach'?
nach, zu en in. Wanneer
gebruik je 'nach'?
Slide 7 - Woordweb
ÜBERSETZE:
Ich gebe (jou).... (jouw) ..... Buch.
Ich gebe (jou).... (jouw) ..... Buch.
Slide 8 - Open vraag
ÜBERSETZE:
Ich gebe (jullie)..... (jullie) ...... Buch.
Ich gebe (jullie)..... (jullie) ...... Buch.
Slide 9 - Open vraag
Was ist der Unterschied
zwischen dem Personalpronomen
und dem Possessivpronomen?
zwischen dem Personalpronomen
und dem Possessivpronomen?
Slide 10 - Woordweb
Der 3. Oktober war ein besonderer Tag. Warum glaubst du?
A
vanwege 'dag van de arbeid'
B
Start van de nieuwe verkiezingen.
C
vanwege 'dag van de
Duitse eenheid'
D
Grenzen werden door Corona gesloten.
