Vragen bij 'Heel Europa stemt'

Vragen bij 'Heel Europa stemt'
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Vragen bij 'Heel Europa stemt'

Slide 1 - Tekstslide

Waar of niet waar: Mensen in Nederland mogen op 6, 7, 8 of 9 juni naar de stembus voor de Europese verkiezingen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Waar of niet waar: Het Europees Parlement vergadert altijd in Brussel.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Waar of niet waar: Nederlanders kunnen bij de Europese verkiezingen op mensen uit heel Europa stemmen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Waar of niet waar: Er kunnen 31 Nederlanders in het Europees Parlement gekozen worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Waar of niet waar: in het Europees Parlement wordt vergaderd over belangrijke onderwerpen voor kinderen en volwassenen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

In de inleiding staat: ‘Mensen in Nederland mogen hiervoor op 6 juni naar de stembus.’ Welke mensen in Nederland mogen dan naar de stembus?
A
kinderen en volwassenen
B
mensen die de EU belangrijk vinden
C
mensen die niet hebben gestemd voor de landelijke verkiezingen
D
mensen van 18 jaar of ouder

Slide 7 - Quizvraag

Kijk in regel 26. Wat betekent rechtstreeks?
A
binnenkort, snel
B
bovendien, ook
C
meteen, direct
D
steeds, vaak

Slide 8 - Quizvraag

Aan welk woord kun je zien dat de verkiezingen ook belangrijk is voor jongeren?
A
ruzie
B
oorlog
C
speelgoed
D
onderwijs

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel redenen geeft de tekst voor de lage opkomst
A
1
B
5
C
4
D
3

Slide 10 - Quizvraag