Week 2 - Verloop Wereldoorlog 1

Programma
1. Herhaling oorzaken Eerste Wereldoorlog (leerdoel 1)
2. Verloop Eerste Wereldoorlog (leerdoel 2)
3. Sovjet-Unie 
4. Eindopdracht 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Programma
1. Herhaling oorzaken Eerste Wereldoorlog (leerdoel 1)
2. Verloop Eerste Wereldoorlog (leerdoel 2)
3. Sovjet-Unie 
4. Eindopdracht 

Slide 1 - Tekstslide

Dieperliggende (indirecte) oorzaken Eerste Wereldoorlog
  • Nationalisme
  • Militarisme
  • Wapenwedloop
  • Bondgenootschappen 
  • Modern Imperialisme 

Slide 2 - Tekstslide

De Eerste Wereldoorlog
Verloop van WO I 

Slide 3 - Tekstslide

Aanleiding

Gavrilo Princip vermoordt Franz-Ferdinand


Slide 4 - Tekstslide


Wij gaan winnen!

Overal in Europa is er veel enthousiasme om
te gaan vechten én vertrouwen om te winnen: 
Thuis voor de kerst. 

Komt door nationalisme en militarisme.


Slide 5 - Tekstslide


Von Schlieffenplan

Duitsland was ingesloten tussen twee vijanden: Frankrijk en Rusland
Om een tweefrontenoorlog te voorkomen wilden de Duitsers met dit plan
eerst snel Frankrijk uitschakelen, om daarna Rusland te kunnen verslaan

Mislukt: Te langzaam, België verzet zich en Rusland valt in het Oosten aan.

Slide 6 - Tekstslide


Loopgravenoorlog




De opmars van Duitsland loopt vast in Noord-Frankrijk en België
Aan beide kanten van het front worden loopgraven gegraven

Slide 7 - Tekstslide

Nieuwe wapens
  • Om de loopgravenoorlog te doorbreken worden uitvindingen gedaan die zorgen voor nieuwe wapens.

  • Naast generaals bepalen ook steeds meer wetenschap en techniek het verloop van de oorlog.

  • De Eerste Wereldoorlog wordt 'de oorlog van de uitvinders'

Slide 8 - Tekstslide


Tanks

Hoe kom je levend bij de loopgraven van de vijand?
Bouw een rijdend stalen harnas om je heen!

Omdat de ontwikkeling ervan zeer geheim was, 
gebruikten de Britten de term 'tank', van watertank. 
Zelfs de arbeiders geloofden dat ze mobiele watertanks maakten.

Slide 9 - Tekstslide


Gifgas

Gif- of strijdgassen moesten ervoor zorgen
dat de vijand, in paniek, de loopgraven zouden verlaten

De meeste gasaanvallen waren door het gebruik van 
gasmaskers steeds minder dodelijk voor de soldaten, 
maar zorgde voor brandwonden, tijdelijke blindheid en angst

Slide 10 - Tekstslide


Vliegtuigen


Om voor een echte doorbraak in de oorlog te zorgen,
zijn te vliegtuigen nog te primitief.

Toch beleeft de wereld de eerste luchtgevechten
en bombardementen.

Slide 11 - Tekstslide


De Verenigde Staten 
raken betrokken bij de oorlog april 1917

Slide 12 - Tekstslide

11 november 1918
De wapenstilstand wordt getekend door de Duitse regering
De Eerste Wereldoorlog komt tot een eind!

Slide 13 - Tekstslide

28 juni 1919
Verdrag van Versailles: 
- Herstelbetalingen 
- Kolonies afstaan 
- Industriegebieden afstaan aan Frankrijk
- Leger inkrimpen

Slide 14 - Tekstslide

Opdrachten
Maken, opdracht 3, 4 en 5 op blz. 201-202

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video


Jozef Stalin


Leider,  van de Sovjet-Unie (1924-1953)
Onder Stalin werd het communistische Sovjet-Unie een totalitaire samenleving. (een samenleving waarin de machthebbers extreem veel hebben te zeggen over het volk)

Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken van communisme (1)
  • De Sovjet-Unie werd geregeerd door één partij, de communistische partij.

  • Communisme is anti-democratisch: het volk hoeft niet mee te praten

Sprake van persoonsverheerlijking (van Stalin).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken van communisme (2)
  • De economie werd geregeld door een Planeconomie. ( 5 jaren plannen)
Een van de plannen voor de economie was de Collectivisatie.

  • de Sovjet-Unie was een totalitaire staat
door middel van showprocessen.

Slide 20 - Tekstslide

Zo waren er vijfjarenplannen: hierin was vastgelegd wat er in de komende vijf jaar moest worden geproduceerd.
Dát het werd geproduceerd was meestal belangrijker dan hoe het was geproduceerd: de kwaliteit en de keuze was beperkt.

Slide 21 - Tekstslide


Planeconomie

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een planeconomie.
  • Dit betekende dat de staat besliste wat én hoe er moest worden geproduceerd.

Slide 22 - Tekstslide


Collectivisatie

  • Tientallen kleine zelfstandige boerderijen werden samengevoegd (collectivisatie) tot één groot boerenbedrijf, een kolchoz

  • De boerengezinnen werkten en woonden daar met elkaar. 
  • De grond, het vee, de gereedschappen, de oogst: alles was van iedereen. 


Slide 23 - Tekstslide



  • De collectivisatie moest zorgen voor een hogere opbrengst, maar dat viel vaak tegen en er ontstonden hongersnoden. Overigens meestal door eigen schuld: boeren slachtten hun vee uit protest tegen de collectivisatie. 

  • Boeren die zich op deze manier verzetten tegen de collectivisatie, omdat ze hun eigen boerderijtje niet wilden opgeven, werden gezien als vijand van het Staat en het communisme. Miljoenen boeren zijn om die reden vermoord.

Slide 24 - Tekstslide


Showprocessen


  • Tegenstanders werden (meestal) vals beschuldigd en werden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.

  • Bij dit soort showprocessen stond de uitkomst al vast voordat de rechtszaak was begonnen: schuldig!

Slide 25 - Tekstslide



  • ...en ze waren zeer effectief! De angst onder de bevolking was groot. 
  • Zelfs zó groot dat mensen niet meer op een familiefoto met deze 'verraders' wilden worden vertoond.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide


Goelag

  • Miljoenen 'tegenstanders' kwamen terecht in een goelag, een strafkamp.
  • In deze 'opvoedingskampen' moesten de gevangenen, onder zeer zware omstandigheden, dwangarbeid verrichten.

  • Sommige van deze kampen hadden niet eens hekken, omdat ontsnappen zinloos was: de kou en de wolven zouden je uiteindelijk wel doden

Slide 28 - Tekstslide


Totalitaire samenleving

  • Onder Stalin werd de Sovjet-Unie een totalitaire samenleving
  • In een totalitaire samenleving is het individu onbelangrijk, de staat bepaald.


Slide 29 - Tekstslide

Historische vragen:
  • Beschrijvende vragen
    Je wilt iets weten over een situatie/verschijnsel
  • Verklarende vragen
    Je wil iets uitleggen (Waarom,Welke)
  • Waarderende vragen
    Je geeft een waardeoordeel, mooi, slecht; lelijk, uniek..enz

Slide 30 - Tekstslide


Slide 31 - Open vraag