VD8 Facilitaire Dienstverlening

De was doen
Persoonsgebonden goed

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

De was doen
Persoonsgebonden goed

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding
Vandaag gaan wij een leuk onderwerp behandelen. Jullie hebben het misschien al  gezien, we gaan het hebben over de was doen. Specifiek gaan we het hebben over persoonsgebonden was. Hierbij  hoort een opdracht die je uitvoert op je stage. 

Slide 2 - Tekstslide

De doelen 
Hoofddoel:  De student kan volgens de theorie de was op de correcte manier uitvoeren. 
Subdoelen:
De student kan de verschillende wasmiddelen en soorten onderscheiden.
- De student kan volgens de theorie de variabelen van de cirkel van sinner onderscheiden.
- De student kan het stappenplan in de praktijk uitvoeren.

Slide 3 - Tekstslide

Procedure

  1. Theorie ( 20 minuten 
  2. Quiz (met toelichting per vraag 20 minuten)
  3. Afsluiting (10 minuten) 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsgebonden goed
De afkorting van persoonsgebonden goed is PGG. Persoonsgebonden goed is kleding of ander soort textiel wat eigendom is van de zorgvragers. Denk aan patiënten, bewoners en cliënten.  Op jullie stage plek hebben jullie ook persoonsgebonden goed moeten wassen.  We gaan hier verder op in.

Slide 5 - Tekstslide

Voordelen:      
  • Korte communicatie lijnen. 
  • Meer betrokkenheid van personeel.
  • Grotere flexibiliteit, bijv. als er iets met spoed gewassen moet worden. 
  • Geen transportkosten.
Nadelen:
  • Dure aanschaf apparatuur.
  • Personeel in dienst nemen en aansturing geven.  
  • Kost ruimte in het gebouw. 

*de voor en nadelen hebben betrekking tot de was doen in een zorginstelling. 

Slide 6 - Tekstslide

De vier variabelen hebben verbinding met elkaar.
- De temperatuur waarmee je wast.
- De tijd die het programma draait
- Het aantal bewegingen dat gemaakt wordt (mechanische actie).
- De hoeveelheid schoonmaakmiddel bepaalt de prestatie. 

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan
  1. Bereid het wasgoed voor
  2.  Sorteer het wasgoed volgens de wassymbolen
  3. Let op aanwijzingen voor de handwas
  4.  Bepaal bij wasmachine was of er een voorwas nodig is
  5. Kies het juiste programma
  6. Zorg voor een goede belading
  7. Doseer het wasmiddel volgens de gebruiksaanwijzing
  8.  Laat de was meteen na het wasprogramma drogen

Slide 8 - Tekstslide

Soorten wasmiddel 
Soorten
Aantal graden 
Waspoeders 
Onder te verdelen onder hoofd-en fijn wasmiddelen. 
40 
60 
90 
Vloeibare wasmiddelen
Eenvoudig te doseren en geschikt voor lage temperaturen.
30 ℃ t/m 60

Totaalwasmiddelen 
Voor witte en gekleurde was. Geschikt om kleurstof houdende vlekken te verwijderen.
30 ℃ t/m 60℃
Wol- en fijn wasmiddelen
Bevatten geen optische wit en bleekmiddelen. geschikt voor wollen truien en fijne synthetische stoffen. 
n.v.t.

Slide 9 - Tekstslide

Specifieke wasproducten 
Producten
Waar het voor dient
Inweek-en voor wasmiddelen
Dit kan je naast een normaal wasmiddel gebruiken. Wordt vooral gebruikt wanneer het wasgoed erg vuil is, denk aan werkkleding.
Vlek verwijderaars
Wordt gebruikt om plaatselijk het wasgoed goed vóór te behandelen. Het wordt rechtstreeks op de vlek aangebracht, de gebruiksaanwijzing dient gevolgd te worden. 
Oxi- producten
Wordt ingezet bij sterk vervuild wasgoed. Het wordt gebruikt als vlekverwijderaar, waskrachtversterker of een inweek/ voor wasmiddel.  Het werkt als een zuurstofbleekmiddel dat de vlekken  weg bleekt. 
Kledingverfrissers 
Dit wordt vaak in de kledingkast gelegd of opgehangen. Het wordt ingezet wanneer er onaangename luchtjes in textiel aanwezig zijn. De nare geur wordt veroorzaakt door moleculen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Afwegen
  • Lege tot halve trommel is slecht voor het milieu.
  • Een overvolle trommel reinigt de was niet goed genoeg.
  • Een volle trommel is goed.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Heb jij wel eens de was gedraaid
voor jezelf of een ander?

Slide 14 - Woordweb

Waarom is het belangrijk om het wasgoed te sorteren volgens de wassymbolen?

Slide 15 - Open vraag

Wat hoort NIET bij het voorbereiden van het wasgoed?
A
Broeken binnenste buiten keren
B
Wasmiddel alvast in de wasmachine doen
C
Alle zakken leeghalen
D
Manchetten ontrollen van overhemden

Slide 16 - Quizvraag

Wasgoed waar handwas op staat, kan je in de wasmachine doen op de lichtste stand.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 17 - Quizvraag

Welke soort wasmiddel hoort er niet bij?
A
Vloeibare wasmiddelen
B
Waspoeders
C
Totaalwasmiddelen
D
Wasverzachter

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen goede manier om vlekken uit kleding te verwijderen?
A
Vlekverwijderaars gebruiken
B
Oxi-producten gebruiken
C
Bleekmiddel op de vlek plaatsen
D
Het wasgoed eerst voor wassen

Slide 19 - Quizvraag

Op afdelingen van verzorgingstehuizen wordt de was in verschillende zakken gesorteerd. Waarvoor dient de rode waszak?
A
Besmet wasgoed
B
PGG-goed

Slide 20 - Quizvraag

Waar staan de vier variabelen van de cirkel van Sinner voor? Leg ze een voor een uit.

Slide 21 - Open vraag

Wat is juist?
A
Een volle trommel is slecht voor het milieu.
B
Een overvolle trommel reinigt de was goed.
C
Een volle trommel is goed

Slide 22 - Quizvraag

Volgende week
  • Eigen video meenemen waarin je de waardigheid uitvoert
  • Je maakt foto´s van de verschillende etikketen die je tegenkomt. Deze neem je mee.
  • Is de opdracht duidelijk?

Slide 23 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze les?

Slide 24 - Woordweb

Heb jij het doel van deze les behaald?
Waarom wel/niet?

Slide 25 - Woordweb