2 vmbo-kgt thema 6.5 Ecologie en duurzaamheid: Mens en milieu

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.5 Mens en milieu
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

thema 6 Ecologie en duurzaamheid
6.5 Mens en milieu

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat gaan we vandaag doen?
herhalen vorige les: 6.4 Natuurbeheer
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.5 Mens en milieu
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is biodiversiteit?
A
het aantal oorspronkelijke plantensoorten
B
het aantal oorspronkelijke diersoorten
C
de variatie aan soorten in de natuur
D
het verdwijnen van soorten in de natuur

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door menselijk ingrijpen een situatie creëren of handhaven in een natuurgebied
A
natuurontwikkeling
B
natuurbehoud
C
natuurbeheer

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak het lijstje af:
We zijn afhankelijk van het milieu voor zijn:
1) grondstoffen
2) recreatie
3)energie
A
4) schoon water 5) zuurstof 6) koolstofdioxide
B
4) voedsel 5) zuurstof 6) koolstofdioxide
C
4) schoon water 5) zuurstof 6) voedsel

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je enkele oorzaken en gevolgen noemen van uitputting en vervuiling.
- kan je enkele oorzaken en gevolgen noemen van klimaatverandering.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
Het gebruik van grond en water door mensen beïnvloedt de leefomgeving van planten en dieren.

Mensen halen ook stoffen uit het milieu en laten er stoffen achter.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De afgelopen 50 jaar is het aantal mensen op aarde verdubbeld. Het aantal blijft groeien.

Al die mensen gebruiken samen heel veel energie en grondstoffen.
Ze produceren ook heel veel afval.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Mens en milieu
Mensen veranderen het milieu.

Dit doen ze door dingen uit het milieu te halen en door dingen aan het milieu toe te voegen.

Op de volgende bladzijde zie je voorbeelden hiervan.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Mens en milieu
Hierdoor kunnen problemen in het milieu ontstaan.
Door deze milieuproblemen kunnen planten en dieren doodgaan.

Daardoor verandert het milieu.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Mens en milieu
De belangrijkste oorzaken van milieuproblemen zijn
- de groei van de bevolking en
- de manier van leven van de mens.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Mens en milieu
Mensen gebruiken allerlei apparaten en vervoermiddelen.
Al die apparaten en vervoermiddelen hebben energie nodig, net als de fabrieken waar ze worden gemaakt.

Ook voor verwarming is energie nodig. Daarvoor gebruiken we veel brandstoffen, zoals aardolie, gas en steenkool.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de verbranding van aardolie, aardgas en steenkool komen veel afvalstoffen vrij.

Deze afvalstoffen vervuilen het milieu.
Dat heet milieuvervuiling.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6.5 Mens en milieu
De mens zorgt op 2 manieren voor milieuproblemen:
- door uitputting: zo veel stoffen uit het milieu halen dat ze opraken
- door vervuiling: stoffen aan het milieu toevoegen die schadelijk zijn

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitputting
Mensen gebruiken aardolie, aardgas en steenkool als brandstof. Door deze brandstoffen hebben we energie voor auto's, fabrieken en verwarming.

Aardolie, aardgas en steenkool zijn fossiele brandstoffen.
Ze zijn miljoenen jaren geleden ontstaan uit resten van dode planten en dieren.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitputting
De fossiele brandstoffen raken uitgeput.

Over vijftig tot honderd jaar zijn de voorraden aardolie en aardgas waarschijnlijk op.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uitputting
Om machines, apparaten, huizen en kleding te maken, gebruiken we grondstoffen.

Bijvoorbeeld aardolie (voor kunststoffen), zand (voor glas en bouwmateriaal), en metaal-erts (voor metalen).

Ook de voorraden van deze grondstoffen raken uitgeput.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervuiling
Boeren gebruiken mest om de grond vruchtbaar te maken.
Een belangrijke stof in mest is stikstof.
Een deel van de stikstof in mest komt terecht in het grondwater en in de lucht.

Ook de industrie en het verkeer (uitlaatgassen) geven stikstof af aan het milieu.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervuiling
Stikstof is een oorzaak van luchtvervuiling.

Via het grondwater en de lucht komt de stikstof terecht in natuurgebieden. Daardoor verandert de plantengroei.

Brandnetels en grassen groeien bijvoorbeeld goed op veel stikstof, maar kwetsbare of zeldzame planten kunnen er niet goed tegen en verdwijnen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervuiling
Een gif is een stof die schadelijk is voor organismen.

In het verleden werd giftig afval soms op vuilnisplaatsen gestort.
Zo zijn op veel plaatsen giftige stoffen in de bodem gekomen.
Dit noem je bodemvervuiling.

Planten nemen de giftige stoffen op via hun wortels.
Zo komen de giftige stoffen in de voedselketen terecht.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervuiling
In de landbouw worden gifstoffen gebruikt om planten te beschermen tegen insecten en ziekteverwekkers.
Deze gifstoffen kunnen in het water van sloten of in het grondwater komen.

Dit is een voorbeeld van watervervuiling.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervuiling
Ook huishoudens, fabrieken en scheepvaart vervuilen het water.
Meer dan 80% van het afvalwater op de wereld wordt zomaar in het milieu geloosd. Hierdoor komen zware metalen, oplosmiddelen en ander afval in het water terecht.
Deze zijn vaak giftig.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

broeikaseffect
De dampkring (of atmosfeer) is de luchtlaag rondom de aarde.

De dampkring is een mengsel van verschillende gassen.
Deze gassen laten een deel van de zonnestraling door naar de aarde. De rest van de straling wordt weerkaatst.


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

broeikaseffect
Door de zonnestraling warmt de aarde op.
De aarde straalt deze warmte ook weer uit.

Bepaalde gassen in de dampkring houden de warmtestraling van de aarde tegen. Deze gassen noem je broeikasgassen.
De belangrijkste broeikasgassen zijn koolstofdioxide en waterdamp.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

broeikaseffect
De werking van deze gassen lijkt op die van het glas van een broeikas. Deze werking heet daarom het broeikaseffect.

Dankzij het broeikaseffect is het op aarde gemiddeld 15 graden.
Zonder het broeikaseffect zou het op aarde veel kouder zijn. Er zou dan waarschijnlijk geen leven zijn op aarde.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 29 - Video

Samenvatting van het broeikaseffect
versterkte broeikaseffect
In de afgelopen 130 jaar is het gemiddeld 1 graad warmer geworden op aarde. Dat komt doordat mensen steeds meer broeikasgassen in de dampkring brengen.

De dampkring houdt daardoor meer warmte vast.
Daardoor stijgt de temperatuur op aarde.

Dit is het versterkte broeikaseffect.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

versterkte broeikaseffect
De broeikasgassen komen onder andere van de verbranding van fossiele brandstoffen. Daarbij ontstaat koolstofdioxide.

Een ander broeikasgas is methaan. Dat gas komt vrij uit moerassen, bossen en de veeteelt.

Ook lachgas is een broeikasgas.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

klimaatverandering
Door het versterkte broeikaseffect verandert het klimaat. Klimaatverandering betekent dat het weer over een langere periode verandert.

Door de klimaatverandering krijgen we in Nederland zachtere winters en warmere zomers. Ook krijgen we meer extreem weer, zoals storm of hagelbuien.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

klimaatverandering
Een belangrijk gevolg van de opwarming van de aarde is de stijging van de zeespiegel (de hoogte van het zeewater).

In Nederland zal de zeespiegel 0,5 tot 3 meter hoger zijn in het jaar 2100. Laaggelegen gebieden zullen dan overstromen. Daarom moeten de dijken hoger worden gemaakt.
Dat kost veel geld.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

klimaatverandering
In sommige gebieden op aarde leidt de hogere temperatuur tot droogte, waardoor woestijnen groter worden.
Er kan een tekort komen aan zoet water en aan drinkwater.

In veel gebieden zal landbouw onmogelijk worden.
In andere gebieden zal de landbouw juist beter gaan door de hogere temperatuur.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VRAGEN??

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zelf aan de slag
6.5 Mens en milieu: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 5 maken
(vanaf blz. 221)

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je enkele oorzaken en gevolgen noemen van uitputting en vervuiling.
- kan je enkele oorzaken en gevolgen noemen van klimaatverandering.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies