Par 1 Stad

1 / 27
volgende
Slide 1: Link
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Vandaag
Uitleg opbouw stad
Opdracht hoog- en laagbouw
Zelfstandig werken in stilte
Pauze
Uitleg welvaart en welzijn
opdracht Welvaart en Welzijn
Zelfstandig werken
Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
Je weet wat een wijk is
Je weet het verschil tussen hoog- en laagbouw
Je weet wat een woningcorporatie doet
Je weet het verschil tussen huur en koopwoningen
Je weet hoe een stad is opgebouwd
Je weet het verschil tussen welvaart en welzijn
Je weet wat bevolkingsdichtheid betekent
Je weet wat groenvoorziening inhoud
Je weet wat het begrip autodichtheid inhoud

Slide 3 - Tekstslide

Opbouw van een nederlandse Stad
Historisch centrum
Arbeiderswijken
Hoogbouw (flats)
Hoogbouw in het groen
Laagbouw

Slide 4 - Tekstslide

Historisch centrum
Smalle kronkelende straten
Centrale marktplaatsen
Muren/bolwerk
Kerken
Goed verdedigbare plek
Belangrijke gebouwen (kloosters, rechtsgebouwen)

Slide 5 - Tekstslide

Arbeiderswijken
Fabrieken gingen kwamen naar de stad toe
Fabrieken hadden arbeiders nodig
Niet genoeg woningen voor arbeiders
Dus kleine huizen vlakbij de fabriek gebouwd


Smalle rechte wegen
Rijtjeshuizen

Slide 6 - Tekstslide

Hoogbouw
Tweede wereldoorlog veel huizen kapot
Flats gevolg hiervan
Veel mensen op weinig plek

Kenmerken:
Hoog
Gemeenschappelijke tuin (grasveld)
Lijkt op elkaar
Betonnen dozen

Slide 7 - Tekstslide

Laagbouw
Meer behoefte aan eigen tuin en huis. 
Rijkere mensen lieten huizen bouwen buiten het centrum

Alleenstaande huizen
Grote tuin
Eengezinswoningen
Bloemkoolwijken
Brede straten
Oprit

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een wijk?
Een wijk  is een deel van een stad

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Kaart

Opdracht hoog- laagbouw
Wat: je gaat foto's categoriseren in hoog- of laagbouw.
Hoe: Je krijgt foto's te zien van huizen en jullie moeten deze in de goede categorie zetten. je plaats de foto of in hoogbouw of in laagbouw.
Hulp: geen.
Tijd: 5 tot 10 minuten.
Uitkomst: je weet het verschil tussen hoog- en laagbouw.
Klaar: klassikaal dus dat is iedereen tegelijk.

Slide 11 - Tekstslide


A
Hoogbouw
B
Laagbouw

Slide 12 - Quizvraag


A
Hoogbouw
B
Laagbouw

Slide 13 - Quizvraag


A
Hoogbouw
B
Laagbouw

Slide 14 - Quizvraag


A
Hoogbouw
B
Laagbouw

Slide 15 - Quizvraag


A
Hoogbouw
B
Laagbouw

Slide 16 - Quizvraag


A
Hoogbouw
B
Laagbouw

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat: Je gaat bezig met het maken van de opdrachten in je boek
Hoe: je gaat in STILTE bezig met de opdrachten in het boek. Na 10 minuten mag je overleggen met je buurman. De opdrachten die je maakt zijn: HS 3.1 LB 4.1 opdrachten: 1, 2 en 3
Hulp: bij vragen steek je vinger op en de docent komt langs
Tijd: eerste 10 min stil, daarna tot de pauze overleggend
Uitkomst: je hebt de opdrachten uit het boek gemaakt.
Klaar: als je klaar bent met deze opdrachten ga iets doen voor een ander vak.
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Uitleg Welvaart en welzijn
Wat is welvaart?
Wat is welzijn?
Koop en Huurwoningen
Leefbaarheid
Bebouwingsdichtheid
Groenvoorzieningen
autodichtheid

Slide 19 - Tekstslide

Welvaart:
Welvaart geeft aan hoe gemakkelijk mensen in hun behoefte aan voedsel, kleding, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg kunnen voorzien.





Vaak gemeten in geld
Welzijn:
Welzijn heeft ermee te maken met hoe gezond iemand is, maar ook je gevoel van veiligheid en of je vrienden en familie hebt waar je bij thuis voelt.




Welzijn niet te meten in geld

Slide 20 - Tekstslide

Koop- en huur woningen
Rijke mensen kopen over het algemeen een huis.
Armere mensen die geen huis kunnen kopen huren een huis.
Woningcorporaties zijn verenigingen die betaalbare huurwoningen bouwt en verhuurt.
De prijs van een huis zegt wat over de welvaart van een wijk.
Hoe duurder de huizen in een wijk hoe hoger de welvaart van de wijk.

Slide 21 - Tekstslide

Leefbaarheid
Een onderdeel van welzijn is de veiligheid in een wijk.
Groot onderdeel daarvan is leefbaarheid.
Hoe goed is er te leven in een wijk.
Leefbaarheid meten we door verschillende kenmerken:
Bebouwingsdichtheid en Groenvoorziening.
Voorzieningen in een wijk (Bv. supermarkt, dokterspost).
Het onderhoud van huizen.
Niet alle kenmerken zichtbaar (denk aan cijfers over criminaliteit).

Slide 22 - Tekstslide

Waarom zou er bij een hoge bebouwingsdichtheid minder groenvoorziening zijn?

Slide 23 - Open vraag

Autodichtheid
het aantal auto's per km2.
Hoge welvaart gaat samen met een goed welzijn.
Alleen dat hoeft niet altijd.
Bij hoge autodichtheid -> veel auto's op straat -> verkeer drukker -> onveiliger op straat door drukte

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht
Wat: hieronder staan een aantal stellingen. Bij deze ga jij de keuze maken of dit hoort bij welvaart of welzijn. Je legt je keuze uit.
Hoe: Stap 1 Lees de stelling
Stap 2: kies of het bij welvaart of welzijn hoort
Stap 3: leg uit waarom dit bij welvaart of welzijn hoort.
Stap 4: ga naar de volgende stelling en begin bij stap 1
Hulp: De docent, je buurman/buurvrouw
Tijd: 10 min
Uitkomst: je weet wat het verschil is tussen welvaart en welzijn.
Klaar: ga bezig met de opdrachten van HS 3.1 en LB 4.1. Je gaat verder met de opdrachten 1 t/m 3 en 5 en 7. Heb je dit af ga je bezig voor een ander vak.

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Ga bezig met de opdrachten van HS 3.1 en LB 4.1.
Je gaat verder met de opdrachten 1 t/m 3 en 5 en 7.
Heb je dit af ga je bezig voor een ander vak.

Slide 26 - Tekstslide

Afsluiting
Terugblik





Tot volgende week!

Slide 27 - Tekstslide