clase 1 2.0

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El esquema (de schema)
1. Los días de la semana
2. Los meses del año 
3. Dar direcciones
4. ¡A practicar!
5. Vídeo


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los objetivos (de doelen)
Aan het eind van de les:
- Ken je de dagen van de week.
- Ken je de maanden van het jaar.
-Kun je zeggen wanneer je jarig bent.
- Kun je aanwijzingen geven.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoy es .........
A
Lunes
B
Martes
C
Miércoles
D
Jueves

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal: Het seizoen
A
la publicidad
B
la temporada
C
las estaciones
D
la variedad

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

____ las dos de la tarde
A
Es
B
Son
C
Está

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

La casa de Amy _____ en La Haya
A
Estar
B
Ser
C
Está
D
Es

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Los días de la semana
lunes                                      Maandag
martes                                   Dinsdag
miércoles                             Woensdag
jueves                                    Donderdag
viernes                                   Vrijdag
sábado                                  Zaterdag
domingo                               Zondag
El fin de semana               Het weekend

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de Spaanse woorden naar de Nederlandse betekenis.
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los meses del año:

enero                                       julio
febrero                                    agosto
marzo                                      septiembre
abril                                         octubre
mayo                                       noviembre
junio                                        diciembre

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuándo es tu cumpleaños?
* Mi cumpleaños es el + día + de + mes

Stap 1: Mi cumpleaños es el ...............

Stap 2: (El día) uno, dos, tres etc....

Stap 3: (El mes) de enero, de febrero, de marzo etc......


*Por ejemplo: Mi cumpleaños es el veintisiete de enero.
* Mi cumpleaños es el uno de septiembre
                           

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

invierno
winter
primavera
lente
verano
zomer
otoño
herfst

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

in het Spaans: "hoe heet dit seizoen?"
A
el otoño
B
la primavera
C
el invierno
D
el verano

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

in het Spaans:
"Welk seizoen zie je op deze afbeelding?"
A
el otoño
B
la primavera
C
el verano
D
el invierno

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het Spaans:
"Welk seizoen zie je op deze afbeelding?"
A
el otoño
B
la primavera
C
el verano
D
el invierno

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het Spaans:
"Welk seizoen zie je op deze afbeelding?"
A
el otoño
B
la primavera
C
el verano
D
el invierno

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk is jullie favoriete seizoen?
La primavera
El verano
El otoño
El invierno

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
Maak 2 zinnen:

1 met het werkwoord Ser en de andere met Estar.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vamos a escribir un biografía
- Introduceer jezelf.
- Zeg iets kort over jouw familie.
- Maak 2 zinnen met het werkwoord estar.
- Maak 2 zinnen met het werkwoord ser.
- Zeg wat je hobby's (aficiones) zijn.
- Zeg wat je leuk vindt (verbo gustar).

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Está al lado de
A
Het is tegenover...
B
Het is dichtbij...
C
Het is naast...
D
Het is voor...

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Dónde está tu casa?
Mi casa/apartamento está al lado de un gimnasio.





*gimnasio = sportschool
Estar wordt gebruikt voor het aangeven van de plaats van iets of iemand.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El/La (plaats) está ......de (lugar)
¿Dónde está la estación del tren?
La estación de del tren está al lado de la comisaría.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Calle - straat
cuadras - blokken (block)
después - na
antes - voor
Al final de la calle - aan het eind van de straat

¿Dónde está.....?/ ¿Dónde queda?

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
1. De nieuwe deel van de stad
2. Enfrente de la oficina de turismo
3. B
4. La torre del reloj

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 36 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Aantwoorden
1. A                                                 
2. un kilómetro                                                             
3. A, B, C & D                         
4. De natuur en dieren                                              
5. In het hart van Barcelona.
6. C & D

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb de onderwerpen van vandaag begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies